Brief van René Mäkel aan het CCM/Politieacademie te Apeldoorn
Arnhem, 11 april 2007
Geachte mevrouw Bos,
In 2006 heb ik een sollicitatieformulier ingevuld en opgestuurd met betrekking tot de functie “Master recherchekundige” voor personen die reeds een voltooide opleiding hebben op HBO of WO niveau. Begin dit jaar ben ik dan ook op het CCM te Apeldoorn getest.
Onlangs heb ik van het “Bureau Personeelsvoorziening Politie” een schrijven ontvangen, gedateerd 12 maart 2007, waarin staat dat op grond van de behaalde testresultaten is besloten mij niet toe te laten tot de verdere procedure.
Ik was enigszins verbaasd over deze uitslag en aan de andere kant ook weer niet, gezien deze uitslag is gebaseerd op de “Rapportage Psychologisch Onderzoek”, aangaande ondergetekende. Graag wil ik middels dit schrijven een klacht indienen met betrekking tot de inhoud van de “Rapportage Psychologisch Onderzoek” en de daaruit opgemaakte conclusie van de Senior Psycholoog (of Senior Psychologe), dat ik voor de verdere procedure ben afgewezen. Uit deze rapportage heb ik in bijlage 1 een kopie gevoegd van “Overzicht effectiviteit competenties per kwalificatieniveau” en in bijlage 2 een kopie van “Bevindingen”.
Mijn klacht met betrekking tot de inhoud van de rapportage bestaat uit verschillende bezwaren en heeft enkel betrekking op het psychologische deel van de rapportage; de “Bevindingen” en verschillende daaruit opgemaakte “Competenties”, die d.m.v. een cijfer een waarde oordeel hebben gekregen:
Ten aanzien van de inhoud van de rapportage, kan ik mijn persoon hierin niet voldoende herkennen.
De zorgvuldigheid waarmee de rapportage is opgesteld: naar mijn mening is deze ver beneden peil.
Omdat het mijns inziens duidelijk is, indien de rapportage door een deskundig persoon aandachtig wordt doorgenomen, dat de inhoud van de rapportage en de zorgvuldigheid waarmee deze is opgesteld te wensen over laat, vind ik het zeer vreemd en dus ook bezwaarlijk, dat de “Senior Psycholoog” de conclusie van deze rapportage zonder meer heeft overgenomen.
Ik vind het tevens zeer vreemd en dus bezwaarlijk dat ik zonder meer “net” op de subjectieve competenties “Contactgerichtheid” en “Inlevingsvermogen” ben afgewezen.
Bij de competentie “Initiatief” heeft de psychologe mij een waarde 4 gegeven. Ik kan dit totaal niet plaatsen met mijn persoonlijkheid.
Deze 5 punten wil ik graag nader gaan verklaren door te beginnen inhoudelijk op de “Bevindingen“ te reageren door hieronder een paar citaten aan te halen, waarna ik direct op het aangehaalde citaat mijn reactie geef.
Citaten uit “Bevindingen”
citaat A – regel 3 t/m 11:
“Voorts is hij iemand die zijn mening niet onder stoelen of banken stopt, maar zegt waar het op staat. Dit is een opvallende kwaliteit van de heer Mäkel, maar vormt eveneens een struikelblok. Hij kan zich dermate vasthouden aan zijn eigen denklijn dat hij minder open staat voor een andere invalshoek, hetgeen zijn contactvaardigheid en inlevingsvermogen onder druk zet.”
Op bovenstaand citaat kom ik terug bij citaat H, daar dit citaat inhoudelijk dezelfde boodschap heeft.
citaat B – regel 17 t/m 20:
“Wanneer hij onder tijdsdruk wordt geplaatst kan dit ten koste gaan van de kwaliteit en bestaat de kans dat er enige fouten in de uitvoering sluipen”
Ieder mens maakt fouten. Ik ben nog geen mens tegengekomen die onder tijdsdruk niet meer fouten gaat maken indien bij het verrichten van de reguliere werkzaamheden geen tijd is voor lanterfanten, indutten en het verrichten van onnodige activiteiten!
citaat C – regel 22:
“De heer Mäkel beschikt over conceptueel vermogen.”
Volgens mij beschikt ieder mens over “conceptueel vermogen”, alleen is het conceptuele vermogen bij de mensen verschillend ontwikkeld. Omdat in een psychologisch rapport, dus ook deze psychologische rapportage, het de bedoeling is aan persoonlijkheidskenmerken een waarde oordeel wordt gegeven, klinkt deze opmerking leuk, maar voegt op geen enkele wijze een waarde toe aan de rapportage.
citaat D – regel 32 t/m 33:
“Voorts laat de heer Mäkel zich kennen als een gevoelig persoon.”
Ik kom hier nog op terug bij citaat L.
citaat E – regel 33:
“Hij heeft in het verleden de nodige problemen ondervonden…”
Ik mis hier dat er wordt uitgelegd over wat voor een “problemen” het hier gaat en ik zou dan ook niet weten wat de lezer met deze informatie zou moeten. Ook hier geldt: deze opmerking staat leuk in deze rapportage, maar men heeft er niets aan.
citaat F – regel 34:
”… en hij weet wat emoties met hem kunnen doen.”
Volgens mij duidt deze opmerking op enige zelfkennis. Ik kan deze opmerking dan ook niet helemaal plaatsen met slechts een “score 4” voor zelfinzicht.
citaat G – regel 35 t/m 36:
“…, waarbij hij tevens in staat is om zijn gedachten en gevoelens te delen met voor hem vertrouwde personen.”
Dit stuk tekst kan suggereren dat ik regelmatig met bepaalde mensen praat over mijn psychische gesteldheid, zoals bijvoorbeeld een psycholoog of psychiater. Hoewel ik in het verleden inderdaad 3 verschillende psychiaters heb versleten, is dit al jaren niet meer het geval! Het is zelfs zo dat ik mevrouw Rutgers heb verteld dat ik het veel leuker vind om onbekenden over mijn verleden te vertellen. Onbekenden zijn immers minder bevooroordeeld en gaan meestal ook nog eens over zichzelf vertellen, wat heel interessant is! Wat mevrouw Rutgers hier suggereert, heb ik haar niet zo verteld.
citaat H – regel 37 t/m 41:
“De heer Mäkel laat zich verder kenmerken als een persoon die een duidelijke eigen mening heeft. Hij is eerlijk en verwacht dit ook van anderen. De heer Mäkel kan echter dermate overtuigd zijn van zijn eigen standpunt dat hij niet open staat voor een andere zienswijze. Hij richt zich dan met name op het overbrengen van zijn standpunt. Hij houdt zich vast aan zijn eigen lijn en neemt de inbreng van een ander niet mee in zijn beeldvorming.”
Tja… bovenstaand citaat H is wat inhoud betreft grotendeels gelijk aan citaat A. Waarom valt zij in herhaling? Is zij niet in staat wat opbouw betreft een nette rapportage te schrijven of is zij er op gebrand geweest de inhoud van de citaten A en H te gebruiken om een waarde oordeel omtrent mijn contactgerichtheid en mijn inlevingsvermogen te geven, waarbij de score precies laag genoeg is om mij ongeschikt te bevinden voor de functie? Voor de duidelijkheid: zowel de inhoud, als de conclusie die mevrouw Rutgers daaruit opmaakt, kan ik niet rijmen met mijn persoonlijkheid en ook niet met datgene wat ik haar heb verteld.
citaat I – regel 42 t/m 44:
“Wanneer hij weerstand van een ander ondervindt bij het overbrengen van zijn standpunt, kan de heer Mäkel daarbij geïrriteerd raken en zich minder tactvol opstellen. Daarbij is hij geneigd om te reageren vanuit zijn emotie.”
Wat een onzin staat hier geschreven! Ik weet overigens precies over welke situatie bij het assessment mevrouw Rutgers het heeft. De waarheid is hierbij verdraaid, zodat het beter past bij de citaten A en H.
Bij het derde en laatste rollenspel van het assessment, kreeg ik te maken met een autoritaire leidinggevende. Deze leidinggevende vroeg mij naar mijn bevindingen van het onderzoek. Ik voldeed aan haar vraag en ik was nauwelijks met mijn tweede zin begonnen of zij begon er met de botte bijl doorheen te kakelen door het stellen van vragen, die niets te maken hadden met datgene wat ik aan het vertellen was. Men mag mij best onderbreken, maar zij was duidelijk bezig mij van mijn stuk te brengen, zodat het moeilijk voor mij zou zijn gestructureerd te vertellen wat van belang zou zijn. Ik heb haar hier inderdaad heel duidelijk laten merken dat je dit bij mij niet moet doen en ik zou overigens in werkelijkheid een soortgelijke reactie geven! Bovendien was de wijze waarop het ging ook nog eens geheel respectloos. Het ging hierbij niet om het overbrengen van standpunten!
Overigens, wanneer een meerdere bij mij, in een geval als deze, moeite doet om van het gesprek een zooitje te maken, dan zal ik geen moeite doen hierin weer structuur aan te brengen. Hieruit kan makkelijk de verkeerde conclusie worden getrokken, dat ik dan “aansluiting” verlies, zoals in onderstaand citaat J wordt aangehaald.
citaat J – regel 44 t/m 48:
“Met name wanneer hem in zijn ogen onrecht aangedaan wordt, is hij minder overtuigd van de goede bedoelingen van een ander. Hij laat dan minder ruimte voor een ander om diens visie te brengen en het kost hem moeite om zich te verplaatsen in andermans beleving. Op dergelijke momenten verliest hij de aansluiting met de ander waarbij hij tevens de samenwerkingsverbanden in het nauw komen.”
Dit citaat gaat inhoudelijk verder in op datgene wat in citaat I wordt vermeld. Ik kan dit stuk niet plaatsen met een autoritair leidinggevende die mij zeer snel in de rede valt en dus juist minder ruimte voor mij over laat om mijn bevindingen (visie?) te brengen. Bovendien, als mevrouw Rutgers het over goede bedoelingen heeft, waarom moet dit dan op een onbeschofte en autoritaire manier gebeuren? Men kan toch beginnen met beleefd sturen?
Het is ook weer frappant dat mevrouw Rutgers het hier weer heeft over mijn inlevingsvermogen, namelijk het “.. verplaatsen in andermans beleving ..” Naar mijn idee doet zij echt haar uiterste best mij hierop af te keuren.
Overigens ben ik niet geschikt om onder een zich dergelijk autoritair profilerend leidinggevende te werken.
citaat K – regel 52 t/m 55:
“Hoewel hij niet geheel afwijzend tegenover feedback staat, is de heer Mäkel geneigd om zich voornamelijk aan zijn eigen zienswijze vast te houden en staat hij minder open voor aanwijzingen aangaande zijn functioneren. Dergelijke aanwijzingen zal hij niet snel mee nemen in zijn handelen, hetgeen hem minder aanstuurbaar maakt in zijn gedrag.”
Wat een onzin staat hier weer over mij geschreven! Ik sta juist heel open tegenover feedback, ik vraag zelfs aan een ieder die aan een project deelneemt om feedback. Waar ik heel slecht tegen kan is delegeren zonder opgaaf van reden. Dit wil zeggen dat bijvoorbeeld een meerdere zijn/haar macht misbruikt om iets gedaan te krijgen (Dit, om bijvoorbeeld het eigen ego te strelen) en niet zijn/haar mening, kennis of kunde! De meeste honden of soldaten kun je gebieden iets te ondernemen zonder opgaaf van reden, maar weldenkende mensen zullen over het algemeen het in de meeste gevallen zelf met een besluit eens moeten zijn.
Tijdens hetzelfde assessment gebruikte mijn leidinggevende haar macht om iets gedaan te krijgen, zonder opgaaf van reden. Met moeite kwam er uiteindelijk een goede reden uit. Ik ben geschikt voor de mening van een ander, maar niet geschikt voor een uitermate autoritair leider. Waarom zal deze persoon zich overigens zo autoritair gedragen? Is hij/zij niet intelligent genoeg om ondergeschikten uit te leggen wat de reden van een besluit is? Het gebiedt mij overigens mede te delen dat er situaties zijn, als er bijvoorbeeld echt geen tijd is voor overleg, of dat het menselijk verstand tekort komt om een goede motivatie te geven, dat dan bijvoorbeeld een leidinggevende een besluit kan nemen en ik mij dan daar bij neer zal leggen, ook al kan het dan zo zijn dat niet iedereen het daar dan mee eens is.
Voorts wil ik over het “aansturen” dit nog kwijt:
Ten aanzien van het “aansturen van gedrag” zijn er volgens mijn perceptie grofweg drie mogelijkheden. Ik zal deze drie mogelijkheden hieronder maar even kort toelichten, zodat hier geen onduidelijkheid over bestaat.
Ten eerste: commanderen
Dit is uitermate geschikt voor bijvoorbeeld soldaten in het leger of het “aansturen” van een hond. Hierbij wordt verwacht dat de aanwezige intelligentie en vaardigheden genoeg zijn om het commando te begrijpen en tot uitvoer te brengen.
Ten tweede: delegeren
Met betrekking tot ondernemingen en organisaties is “delegeren” een ruimer interpreteerbaar begrip. Voor echter kleinere beslissingen, d.w.z. beslissingen bij het handelen op individueel niveau, past het delegeren bij een autoritair leiderschap. Bij het ten uitvoer brengen van de werkzaamheden wordt hier over het algemeen meer intelligentie gevraagd van de betrokkenen, dan dat bij commanderen het geval is.
Ten derde: sturen
Of men het nu heeft over sturen, bijsturen of aansturen, hierbij wordt de persoon die met een bepaalde opdracht of activiteit bezig is door middel van terugkoppeling van een leidinggevende in zijn of haar handelen beïnvloed. Deze leidinggevende wordt geacht over betere en/of complementaire vaardigheden, met betrekking tot de werkzaamheden van de betreffende werknemer, te beschikken, die het gevolg zijn van bijvoorbeeld meer ervaring of een hogere intelligentie op betreffend vakgebied.
Als ik bekijk welke van deze drie manieren van het “aansturen van gedrag” het beste aansluiten bij mijn persoon, dan is dit dus “sturen”. Dit is de reden dat ik ook bij de politie heb gesolliciteerd. Ik was van mening dat de politie op zoek is naar intelligente medewerkers om het niveau van het functioneren van het politieapparaat te verbeteren. Of is het net zo bij de politie gesteld als bij de meeste werkgevers: men is zogenaamd op zoek naar intelligente, assertieve en pro-actieve werknemers, die het durven eens andere wegen in te slaan, maar dat deze eigenschappen ineens niet meer gewenst zijn indien de ego’s van managers in het gedrang komen, die overigens hun hele ego voeden met hun positie in het organigram van de organisatie en deze positie dus niet in gevaar willen brengen. Het continu herstructureren van deze organisatie, zodat deze passend blijft voor de continu veranderende maatschappij waar wij in leven, zal om deze reden dan nagenoeg onmogelijk zijn.
Naar mijn mening, bezit ik deze voorheen genoemde eigenschappen wel, en kan dan dit overigens ook niet plaatsen met de waarde 4, die mevrouw Rutgers mij heeft gegeven betreffende de competentie ”initiatief”. Overigens maak ik mij in het algemeen niet zo druk indien men mijn ego probeert te ondermijnen, zodat men nogal eens foute conclusies trekt over mijn persoonlijke eigenschappen, bijvoorbeeld aangaande mijn assertiviteit.
Indien de politie op zoek is naar personeel, dat niet durft de waarheid aan te kaarten, dat eventueel ten koste kan gaan van bepaalde ego’s, dan ben ik dus niet geschikt voor een baan bij de politie!
citaat L – regel 60 t/m 62:
“De heer Mäkel voldoet niet aan de minimale psychologische geschiktheidseisen voor de functie van Recherchekundige. Zijn scores op contactgerichtheid en inlevingsvermogen bevinden zich op de ondergrens.”
Ik wordt door mevrouw Rutgers afgekeurd, omdat mijn scores op contactgerichtheid en inlevingsvermogen zich op de ondergrens bevinden. Hoewel het hier de subjectieve mening van een psycholoog betreft en het hier niet om twee eigenschappen gaat die absoluut te meten zijn, in tegenstelling tot “conceptueel vermogen” en “plannen en organiseren” (de enige 2 competenties van de 13 die daadwerkelijk gemeten zijn, wanneer ik het “Fysiek Prestatie Profiel” buiten beschouwing laat), verbaast het mij toch dat ik ook nog eens op contactgerichtheid onvoldoende scoor. Ik kan deze conclusie niet halen uit bovenstaande rapportage.
Waar ik mij eveneens over verbaas, is dat mevrouw Rutgers mij afkeurt op een onvoldoende inlevingsvermogen, terwijl zij daar mij geen enkele vraag over heeft gesteld, terwijl ik haar heb gewezen (citaat D) dat ik heel gevoelig ben. (Hiermee bedoelde ik natuurlijk mijn empathisch vermogen, dat hetzelfde is als inlevingsvermogen.) Als ik psycholoog zou zijn en reden zag om hierop iemand af te keuren, dan zou ik toch graag hier meer van deze persoon over willen horen!
Overigens was zij aan het einde van het gesprek wel in staat mij vragen te stellen over een andere opmerking die ik maakte:
“Nou, ik ben benieuwd wat er dit keer weer uit komt.”
Plotsklaps was haar hele persoon alert geworden en het was duidelijk dat ik haar ego had geraakt, wat te zien was aan de felle blik in haar ogen. Hoewel voor mij deze opmerking net zo duidelijk was als mijn opmerking over mijn gevoeligheid, vroeg mevrouw Rutgers mij hierop:
“Wat bedoel je hiermee?”
Wat ik letterlijk heb gezegd, weet ik niet meer, maar het kwam inhoudelijk vrij nauwkeurig hier op neer:
“Als er een brug wordt gebouwd en deze stort in, dan is altijd duidelijk aan te wijzen wat er fout is gegaan. Bij het opstellen van een psychologisch rapport is dit heel anders.”
Het was duidelijk dat ik haar beledigd had en dat zij een opmerking als deze nooit had verwacht. Logisch natuurlijk, want nagenoeg iedereen die in deze situatie door een psycholoog wordt beoordeeld, probeert zo aardig mogelijk tegen de psycholoog te zijn. Als mevrouw Rutgers vindt dat haar ego gekrenkt werd door deze opmerking, dan blijkt hieruit wel dat zij niet in staat is de waarheid van deze opmerking onder ogen te zien en dat dan misschien haar integriteit in twijfel zou kunnen brengen. Omdat ik altijd op zoek ben naar waarheid, was ik benieuwd naar haar integriteit. Jammer genoeg trek ik voor mijzelf de conclusie dat anno 2007 de competentie en/of integriteit van de mensen, die beroepsmatig de psyche van de mens zouden moeten kunnen doorgronden, nog niet veel verbeterd is sedert ik bijna 15 jaar geleden met deze professionals in aanraking kwam.
Toelichting omtrent hoog sensitiviteit
Ik heb mevrouw Rutgers niet voor niets gezegd dat ik een zeer gevoelig persoon ben. Ik ben een ervaringsdeskundige.
Op mijn 23ste ben ik na jaren strijd uiteindelijk in een diepe depressie geraakt. Van deze strijd was ik mij niet bewust, daar je maar één keer per leven opgroeit. Ik ben destijds hulp gaan zoeken en na het verslijten van 3 psychiaters was ik nog geen stap verder, behalve dan, dat ik uit deze hoek weinig hulp kon verwachten. Zo eigenwijs als ik was ben ik toen, zo goed als dat kon, mij zelf gaan verdiepen in de psychologie van de mens. Uiteindelijk ben ik hiermee gestopt, daar ik hier niets mee kon. De westerse psychologie was in mijn optiek te veel gebouwd op theorieën, terwijl ik op zoek was (en nog altijd ben) naar waarheid. Ik wist dus niet meer waar ik hulp moest zoeken, of anders gezegd: ik wist nog steeds niet wat de oorzaak was van mijn depressie. Het was van levensbelang hier een oplossing voor te vinden!
Op mijn 25ste kwam mij het boek “Hoogbegaafd, wat betekent dat?“ onder ogen. Er ging voor mij een wereld open, die nog volledig door mij onderzocht diende te worden. Ik liet mij testen en desondanks mijn depressie bleek ik volgens de Mensa ook hoogbegaafd te zijn. De vreugde was van korte duur, want ik kon mij nog steeds niet voorstellen waarom dit een oorzaak van mijn depressie zou kunnen zijn. De reden is, dat hoog sensitiviteit zo moeilijk te herkennen, laat staan te meten, is. Hieronder heb ik een stuk tekst van bladzijde 54 uit het boek afgebeeld:
De sleutelrol van emoties
Levensproblemen heeft ieder mens van tijd tot tijd. Als hoogbegaafde wordt je in dit opzicht niet gespaard; integendeel, soms lijkt het hele leven uit problemen te bestaan. Objectief gezien is dat natuurlijk niet zo, maar je zou toch wel eens willen weten waar dat gevoel vandaan komt. Een visie daarop werd gepresenteerd door Carol L. Patrick, Ph.D, klinisch psychologe uit Ohio. Zij onderscheidt een tweetal manieren waarop begaafde mensen met hun emoties omgaan en schetst de gevolgen daarvan voor hun relaties met de omgeving.
Samenleven met gevoelige mensen
Intellectueel begaafde, creatieve en getalenteerde mensen worden (gelukkig) steeds beter herkend, aldus Patrick. Nu wordt het tijd om ze ook te helpen bij het leren omgaan met hun gevoeligheid.
Termen als ‘overexitability’ en ‘hypersensitive’ duiden er op dat mensen met een sterk gevoelsbewustzijn serieuze problemen kunnen hebben in het omgaan met de werkelijkheid. Deze mensen zijn gevoelig voor wat er zowel psychisch, emotioneel als fysiologisch in henzelf gebeurt. Ze hebben de neiging alle informatie met een emotionele lading uit hun omgeving in zich op te nemen. Deze ‘emotionele’ gevoeligheid uit zich vaak in buitengewone zorg en bezorgdheid voor andere mensen en dieren.
Het mag duidelijk zijn, dat als het al moeilijk is om hoogbegaafdheid te herkennen, het nog moeilijker is hoog sensitiviteit te herkennen, voor zowel de hulpverlener als de persoon die om hulp vraagt. Er is een scala aan testen ontwikkeld om hoogbegaafdheid te herkennen, maar de westerse psychologie is het er nog steeds niet over uit wat hoogbegaafdheid nu eigenlijk is. Bovendien zijn de testen veelal linguïstisch, zodat het moeilijker wordt bij een dyslectisch persoon de latent aanwezige talenten te “meten”. Nog moeilijker is het dus om de gevoeligheid van een persoon te kwantificeren en al helemaal, omdat men nog steeds niet weet wat gevoeligheid precies is. Pas ongeveer anderhalf jaar geleden hebben neurologen zogenaamde “spiegelhormonen” ontdekt, die volgens de ontdekkers een indicatie geven over het inlevingsvermogen van een persoon.
Mevrouw Rutgers vond echter, dat zij zonder door te vragen op mijn geplaatste opmerking over gevoeligheid, mij onder anderen hierop ongeschikt kon bevinden.
Het onderzoek naar hoog gevoeligheid staat in de westerse psychologie dus nog in de kinderschoenen en het is in de 90-er jaren niet eenvoudig geweest hierover literatuur te vinden.
Tegenwoordig heb ik 3 hobby’s:
Squash, mijn huis opknappen en de psychologie van de (hoog sensitieve) mens. Ik kan begrijpen dat het voor een buitenstaander ongeloofwaardig klinkt, dat iemand met een technische opleiding en een technische baan, zich bezig houdt met de psychologie van de mens. Indien dit begrip afwezig is, begrijp ik dat dit ligt aan het inlevingsvermogen van betreffend persoon. Dit kan ik een dergelijk iemand niet kwalijk nemen. Alleen is het jammer dat dergelijke personen toch vaak cruciale beslissingen in deze maatschappij mogen nemen.
Conclusie:
Mijn conclusie wil ik graag beëindigen met commentaar op “bezwaar 3”, die onderaan op bladzijde 1 staat. Iemand ongeschikt bevinden op de competenties “Contactgerichtheid” en “Inlevingsvermogen” moet toch bij de “senior psycholoog” vragen oproepen, daar dit zeer subjectieve competenties zijn, als het beoordelen hiervan betreft. Mijns inziens is het fout dat de “senior psycholoog”, naar ik mij door mevrouw Mursito heb laten vertellen, een collega is van mevrouw Rutgers, die in hetzelfde gebouw werkzaam is. Mag ik hieruit concluderen dat de “senior psycholoog” de leidinggevende is van mevrouw Rutgers? Indien dit het geval is, komt dit niet ten goede aan de objectiviteit waarmee de rapportage van een psychologisch onderzoek op inhoud wordt gecontroleerd. Naar mijn mening moet de rapportage in een andere stad plaatsvinden door iemand die de psycholoog, die de rapportage heeft opgesteld, niet kent.
Het mag ook duidelijk zijn dat ik het totaal niet eens ben met de “Rapportage Psychologisch Onderzoek” en ik vraag dan ook om een duidelijke schriftelijke reactie op de 5 bezwaren, die ik aan het begin van dit schrijven heb opgesteld.
Met vriendelijke groet,
René Mäkel