Hieronder staat het verweerschrift van Suzan van Tongeren, dat René Mäkel via het NIP had ontvangen per brief van 24 april 2008.
Geachte mevrouw Pekelharing- de Planque,
In reactie op uw schrijven van 26 maart jl. waarin u mededeelt dat de heer R.G.W. Mäkel een klacht (NIP-klacht 09/15) tegen mij heeft ingediend, dien ik bij deze mijn verweerschrift in.
De heer Mäkel heeft 4 klachten geformuleerd welke ik hieronder zal herhalen en van mijn reactie zal voorzien.
- Luteijn Selecta Adviseurs voor Personeel & Organisatie geeft inhoudelijk geen reactie op mijn klachtenbrief’. Dit getuigt naar mijn idee van het hebben van geen respect voor de kandidaat die voor mijn gevoel hiermee tot een voorwerp wordt gedegenereerd. Ook getuigt dit naar mijn mening aan het hebben van gebrek aan argumentatie. ik wil graag inhoudelijk antwoord op deze klachtenbrief en dan wel goed beargumenteerd en niet overgoten met drogredenen waar overigens het CCM wei een handje van heeft.
Vanuit Luteijn denken wij met respect en inlevingsgevoel te hebben gereageerd op de klachtenbrief van de heer Mäkel. Inhoudelijk zijn wij echter niet op zijn klachten ingegaan. Onze overweging daarin is geweest om te proberen een welles-nietes-discussie te voorkomen gezien veel van de opmerkingen van de heer Mäkel een persoonlijke interpretatie zijn op de feiten. Ik kan mij echter goed indenken dat dit de heer Mäkel een zeer onbevredigend gevoel heeft gegeven en wellicht is het in de toekomst (mochten wij nog eens een klacht krijgen) inderdaad beter om eenmalig inhoudelijk op de zaak in te gaan.
NB1: de klachtenbrief is gestuurd naar de toenmalige directeur van Luteijn welke de reactie ook gegeven heeft. Dit punt is mij persoonlijk dan ook niet aan te schrijven. De toenmalige directeur is sinds december 2008 niet meer verbonden aan Luteijn.
NB2: de heer Mäkel spreekt over Luteijn Selecta Adviseurs voor Personeel & Organisatie. Sinds 2003 heet onze firma officieel echter Luteijn Personeelsdiensten BV.
- Omdat ik van Luteijn Selecta Adviseurs voor Personeel & Organisatie inhoudelijk geen antwoord op mijn brief heb gekregen, concludeer ik hieruit ook dat Luteijn Selecta Adviseurs voor Personeel & Organisatie haar verantwoordelijkheid niet wil nemen.
Zoals hierboven uitgelegd hebben wij specifieke redenen gehad om te reageren zoals wij gedaan hebben. Dit punt lijkt mij eerder een overtuiging van de heer Mäkel welke wij niet onderschrijven.
- De hoogte van de scores die ik met tests achter de computer heb gehaald, heeft drs. Suzan van Tongeren naar eigen goeddunken aangepast. Hier ben ik het dus niet mee eens en heb hier dus eveneens een klacht over. Liever zou ik hebben gezien wat mijn scores waren en haar eigen interpretaties zodat daar dan een gemiddelde van genomen zou kunnen worden.
Als onderdeel van een Assessment Center zitten standaard één of meerdere persoonlijkheidsvragenlijsten. Deze vragenlijsten zijn een zelfobservatie van een kandidaat en als zodanig niet één op een over te nemen. De ene kandidaat heeft veel zelfinzicht, de andere heel weinig. De ene kandidaat denkt erg positief over zichzelf, de volgende heel negatief. Het is daarom absoluut noodzakelijk dat de uitkomsten van persoonlijkheidsvragenlijsten besproken en genuanceerd worden, Het is daarbij de taak van de psycholoog om tot een objectief oordeel te komen wat betreft de verschillende competenties die gemeten worden. In een Assessment Center worden hier eveneens de uitkomsten van de praktijksimulaties meegewogen. Een opdrachtgever (in dit geval VMI) wil een objectief oordeel over een kandidaat en zij gaan uit van (en betalen voor) mijn expertise en deskundigheid op dit gebied. Het nemen van het gemiddelde van de uitslag van de kandidaat en de observaties van de psycholoog is dan ook onacceptabel.
- Ik vind dat ik niet eerlijk door drs. Suzan van Tongeren ben beoordeeld. Naar mijn mening druipt de aversie en afgunst af van de rapportage. Ik heb dus een klacht ten aanzien van de integriteit van drs. Suzan van Tongeren.
De Assessment Centers zijn bij Luteijn zo opgebouwd dat meerdere collega’s (2 NIP psychologen) naar één kandidaat kijken. Op de testdag wordt de desbetreffende kandidaat door deze collega’s besproken. Vervolgens wordt de opgestelde rapportage door de collega tegengelezen. Dit alles om de objectiviteit te waarborgen. Tijdens de testdag van de heer Mäkel heb ik echter ook enige spanning ervaren in het contact. Ik heb mij op zo’n moment laten verleiden, om in een uiterste poging de kwaliteiten van de heer Mäkel zichtbaar te krijgen, de uitspraak te doen: “je moet je van je beste kant laten zien”. Terugkijkend hierop zou ik dat nu niet meer zo aanpakken. Ik hecht echter erg veel waarde aan het goed en zorgvuldig uitvoeren van mijn werk en ik zorg ervoor dat ook kandidaten waar het contact in eerste instantie minder gemakkelijk mee verloopt een eerlijke kans krijgen om zichzelf goed te presenteren. In het geval van de heer Mäkel komt dat bijvoorbeeld tot uiting in het feit dat ik ruim twee uur met hem gesproken heb (in plaats van het gebruikelijke uur). In de rapportage geef ik zowel de kwaliteiten als de aandachtspunten van de heer Mäkel duidelijk weer en beperk ik mij zeker niet tot alleen negatieve kanten (wat een eventuele aversie duidelijk zou kunnen maken). Waarover ik ten aanzien van de heer Mäkel afgunst zou moeten hebben is mij onduidelijk.
Ik ben ervan overtuigd dat ik heb voldaan aan de verantwoordelijkheden die mijn werk met zich meebrengen. lk heb in alle eerlijk- en oprechtheid gehandeld waarbij ik de ethische kanten van mijn vak en mijn persoonlijke integriteit zeer hoog in het vaandel heb staan.
Ook als ik achteraf kritisch terugblik op mijn rol in dit onderzoek kan ik zeggen dat ik volledig achter de testuitslag sta en dat ik mijn uiterste best heb gedaan om aansluiting te vinden bij de heer Mäkel.
Hopende u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben, verblijf ik in afwachting van uw reactie.
Met hartelijke groet,
Drs. S. van Tongeren.