Hieronder staan drie documenten aangaande de eis van Nucletron (later: Elekta) dat ik onvoorwaardelijk mijn medewerking diende te verlenen bij de aanvraag van het octrooi:
- Pleitnota van mr. drs. A.J.P. van Beurden.
- Pleitnota van mijn advocaat.
- Vonnis.
Pleitnota van mr. drs. A.J.P. van Beurden
Rechtbank Gelderland, zitting 31 mei 2013
Edelachtbare heer/vrouwe,
- Het gaat vandaag over iets heel kleins dat grote gevolgen heeft. Doordat de heer Mäkel weigert zijn handtekening te zetten op een aantal documenten komt Nucletron in een aantal landen in grote moeilijkheden ten aanzien van een octrooiaanvraag.
- De heer Mäkel stelt dat hij niet verplicht is om mee te werken aan ondertekening van octrooiaanvragen, omdat hij niet meer in dienst is, de documenten pas na het einde van zijn dienstverband heeft ontvangen en partijen finale kwijting aan elkaar zouden hebben verleend in de vaststellingsovereenkomst (productie 18), waarmee de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Nucletron meent echter dat hij ook na het einde van zijn dienstverband gehouden is om mee te werken aan ondertekening en dat de finale kwijting hier geenszins aan in de weg staat.
- In de kern genomen gaat het vandaag dan ook om de vraag of na het einde van het dienstverband van de heer Mäkel mag worden verwacht dat hij zijn medewerking verleent aan het aanvragen van octrooien voor uitvindingen waaraan hij tijdens zijn dienstverband heeft meegewerkt.
- Nucletron meent van wel. Ik zal hierna heel kort de voorgeschiedenis schetsen en daarna uiteenzetten waarom de heer Mäkel volgens Nucletron gehouden is zijn medewerking te verlenen aan het ondertekenen van de documenten.
Kankerbestrijding
- Nucletron loopt voorop in de ontwikkeling van hulpmiddelen om vele soorten kanker te bestrijden. Het bedrijf en haar medewerkers zijn zeer betrokken bij deze strijd en het is dan ook geen toeval dat bijvoorbeeld de vorige Europese vicepresident van Nucletron thans directeur is van KWF Kankerbestrijding.
Octrooiaanvragen
- Tijdens zijn dienstverband heeft de heer Mäkel een hulpmiddel helpen ontwikkelen om kanker zo direct mogelijk te kunnen behandelen: een zogenaamd “Brachytherapy applicator device for insertion in a body cavity”.
- Op 30 juni 2011 heeft Nucletron voor dit hulpmiddel een octrooiaanvraag ingediend op basis van het Octrooisamenwerkingsverdrag (PCT) (zie o.a. productie 9). De vervolgstap op een dergelijke aanvraag is het omzetten van de PCT-aanvraag in lokale en regionale octrooiaanvragen. Tussen de PCT-aanvraag en de lokale aanvragen verstrijkt vaak geruime tijd, omdat er voor de PCT-aanvraag allerlei onderzoek moet plaatsvinden om zo tot een efficiënte afwikkeling van lokale aanvragen te kunnen komen.
- Vanwege het voorgaande is Nucletron in het najaar van 2012 begonnen met de uitwerking en indiening van octrooiaanvragen in verschillende landen.
Dienstverband
- De heer Mäkel heeft tijdens zijn dienstverband meegewerkt aan het bovenstaande hulmiddel en andere instrumenten om kanker zo direct mogelijk te kunnen behandelen. Dat is niet zo gek, omdat zijn functie er juist uit bestond om nieuwe hulpmiddelen te ontwikkelen teneinde kanker op een steeds effectievere wijze te kunnen behandelen. De aard en inhoud van zijn werkzaamheden was dus het doen van uitvindingen.
- Rond dezelfde tijd als de aanvragen werden ingediend in het najaar van 2012 is het dienstverband tussen Nucletron en de heer Mäkel beëindigd door een vaststellingsovereenkomst. De laatste werkdag van de heer Mäkel was 31 oktober 2012. Onderdeel van de afspraken was dat de heer Mäkel een tijd was vrijgesteld van werkzaamheden. Ook is tussen partijen finale kwijting overeengekomen.
Octrooidocumenten
- Zoals ook in de kortgedingdagvaarding uiteengezet heeft Nucletron de documenten voor octrooiaanvragen in de VS en Canada (producties 2 en 3) ter ondertekening toegestuurd voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband en de documenten voor India en Brazilië (producties 4 en 5) na de einddatum. De mogelijkheid bestaat dat ook voor andere landen nog documenten moeten worden ondertekend door Mäkel.
- Na lang aandringen heeft de heer Mäkel de documenten die voor de einddatum waren opgestuurd ondertekend. Voor de handtekening van de overige documenten zijn we vandaag hier in kortgeding. Grote gevolgen dus, voor zoiets kleins.
Verweer Mäkel
- Uit de e-mails van de heer Mäkel volgen zijn verweren ten aanzien van de ondertekening van de documenten. De heer Mäkel stelt kortgezegd dat hij door het einde van zijn arbeidsovereenkomst en de overeengekomen finale kwijting niet meer verplicht is om mee te werken. Als Nucletron nog zijn medewerking wil dan moet zij hem maar in dienst houden totdat de octrooiaanvraag is afgerond, zo stelt hij.
Weerlegging verweer
In dienst houden tot de octrooiaanvragen waren afgerond
- De heer Mäkel was in dienst als uitvinder en dient als zodanig mee te werken aan het verwezenlijken van octrooiaanvragen van uitvindingen die zijn gedaan tijdens zijn dienstverband. Dat deze medewerking zich verder uitstrekt dan de duur van het dienstverband volgt enerzijds uit het overeengekomen IE-beding in artikel 17 van de arbeidsovereenkomst en anderzijds simpelweg uit het karakter van octrooiaanvragen die, zoals de heer Mäkel weet en zoals gebruikelijk is in de branche, vaak vele jaren beslaan.
IE-beding
- In het IE-beding is opgenomen dat aan Nucletron de rechten toekomen van uitvindingen die door de heer Mäkel zijn gedaan tijdens zijn dienstverband, alsmede uitvindingen die binnen een jaar na afloop daarvan voortvloeien uit de werkzaamheden van de heer Mäkel (dat wordt ook niet betwist). Hierin ligt volgens Nucletron één van de grondslagen van de verplichting van de heer Mäkel om ook na de einddatum mee te werken aan het verkrijgen van octrooien. Immers, als uitvindingen die binnen een jaar na beëindiging ontstaan aan Nucletron toekomen, dan volgt hieruit ook dat de heer Mäkel moet meewerken aan het verkrijgen van die octrooien na het dienstverband. Het IE-beding zou anders immers een lege huls zijn, omdat de IE-rechten van die uitvindingen niet kunnen worden geregistreerd. In dat verband maakt Nucletron dan ook aanspraak op het boetebeding van artikel 18 dat aan het IE-beding is gekoppeld.
Beloning
- De heer Mäkel stelt ook dat Nucletron hem in dienst had moeten houden en/of door had moeten betalen tot de octrooiaanvragen waren afgerond. Nucletron is echter van mening dat de heer Mäkel al is beloond voor zijn werkzaamheden, omdat dit volgt uit de aard van zijn werkzaamheden. Ik verwijs daarvoor naar de dagvaarding. Het zou overigens ook onredelijk zijn om te verwachten van werkgevers als Nucletron dat zij werknemers die eventueel) moeten meewerken aan octrooiaanvragen in dienst moet houden of moet belonen totdat deze aanvragen zijn afgerond. De octrooiaanvragen beslaan vaak vele jaren en dit zou voor talloze werkgevers enorme kostenposten met zich meebrengen plus ellenlange onzekerheden, terwijl – zoals gezegd – de beloning reeds verdisconteerd is in het salaris.
Finale kwijting
- De heer Mäkel stelt verder dat hij niet meer verplicht is mee te werken doordat partijen finale kwijting hebben verleend. De heer Mäkel miskent echter dat het zetten van zijn handtekening nog voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst en geen novum is: de finale kwijting had geen betrekking op de verplichting om mee te werken aan de octrooiaanvragen van bestaande uitvindingen, enkel op onzekere en/of toekomstige vorderingen. Reeds voorafgaand aan de beëindiging was de heer Mäkel bekend met de octrooiaanvragen van de uitvinding en is dit simpelweg nog een uitvloeisel van zijn werkzaamheden. Dit heeft hij ook bevestigd door wel de documenten uit de VS en Canada te ondertekenen. Voorts is in de vaststellingsovereenkomst niet overeengekomen dat het IE-beding zou worden geschrapt
Goed werknemerschap
- Nucletron is voorts van mening dat de heer Mäkel als goed werknemer en uit hoofde van redelijkheid en billijkheid gehouden is om mee te werken aan ondertekening van octrooiaanvragen. Uit de aard van de werkzaamheden van de heer Mäkel en Nucletron – het ontwikkelen van hulpmiddelen ter bestrijding van kanker – volgt dat er grote belangen (maatschappelijk en financieel) zijn gemoeid met de medewerking van de heer Mäkel aan de voltooiing van octrooiaanvragen. Pas als dit is voltooid kan ten volle worden verder gaan met het op de markt brengen van de hulpmiddelen. Nogmaals: het is iets heel kleins dat in dit geval grote gevolgen kan hebben.
- Ik rond af.
- Nucletron en ik hadden niet verwacht dat het daadwerkelijk zover zou komen dat we voor de ondertekening van slechts een aantal documenten ons tot u zouden moeten wenden. De heer Mäkel heeft immers expliciet erkend dat hij geen aanspraak maakt op opbrengsten of IE-rechten die voortvloeien uit zijn werkzaamheden bij Nucletron en hij heeft een deel van de documenten ondertekend. Deze echter nog niet.
- Aan u, meneer Mäkel, verzoekt Nucletron nogmaals om u van uw beste te kant te laten zien en de documenten te tekenen en toe te zeggen dat u ook in de toekomst uw medewerking hieraan verleent. Het is voor u een kleine handeling, maar voor Nucletron van zeer groot belang.
- Aan u, meneer de voorzieningenrechter, verzoekt Nucletron bij weigering het volgende. De octrooiaanvragen in verschillende landen lopen vast zonder de handtekening van de heer Mäkel op deze documenten. Nucletron verzoek u dan ook om bij voorlopige voorziening de heer Mäkel te bewegen zijn handtekening hierop te zetten op straffe van een dwangsom bij weigering nu en in de toekomst, hem voorts te veroordelen tot betaling van een voorschot van de direct opeisbare boete van artikel 17 van de arbeidsovereenkomst en in de kosten van dit geding. Het een en ander zoals gespecificeerd in de dagvaarding.
Advocaat
mr drs A.J.P. van Beurden
Pleitnota van mijn advocaat
Mäkel/Nucletron
Rechtbank Arnhem
zitting 31 mei 2013 11.00 uur
Formeel verweer
Nucletron beroept zich op een bepaling uit de arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen. De voorzieningen rechter kan derhalve verwijzen naar de kantonrechter.
Spoedeisend belang. Nucletron stelt dat er een spoedeisend belang is omdat zij de octrooiaanvragen niet kan afronden. De aanvragen lopen al jaren. Betwist wordt dat er een spoedseisend belang is. Nucletron kan een bodemprocedure bij de kantonrechter starten en vragen om uitleg van de betreffende bepaling van art 17 uit de arbeidsovereenkomst. Nucletron geeft niet aan welk financieel belang zij heeft. Mäkel voert aan dat of het is een gering belang dat kan wachten of het gaat om miljoenen en dan staat de contraprestatie richting Mäkel namelijk nihil/omniet in een bizar daglicht. Hoe dan ook dit financieel belang maakt de zaak niet spoedeisender. In de afweging van betrokken belangen dient het belang van de werknemer op een zorgvuldige toetsing van zijn recht op vergoeding vanwege te verrichten werkzaamheden te prevaleren.
Voorst heeft Nucletron niet voldaan aan zijn stelplicht door geen vaststellingsovereenkomst te overleggen terwijl Mäkel in zijn verweer steeds heeft aangevoerd dat hen finale kwijting is verleend. Ook is door Nucletron niet ingegaan op het verweer van Mäkel dat van hem niets meer te vorderen is vanwege de kwijting. De arbeidsovereenkomst is ten dele overgelegd, de belangrijkste bepaling ontbreekt. Overigens is de dagvaarding nietig vanwege het ontbreken van complete producties, zodat het recht op adequaat verweer wordt geschonden en de zaak niet behandeld kan worden.
Nucletron lijkt zich te beroepen op de Baijings-leer. Mäkel heeft aangegeven dat het niet gaat om rechtshandelingen tijdens de beloop van de arbeidsovereenkomst maar van handelingen na de arbeidsovereenkomst verricht. Aanspraken volgen derhalve niet uit de arbeidsovereenkomst maar zijn gebaseerd op verbintenissen uit wet of overeenkomst van nadien. Met Baijing heeft dit niets van doen. Nucletron heeft dit verweer niet aangegeven en derhalve niet voldaan aan haar stelplicht en dus niet ontvankelijk in haar vordering.
Kern van het geschil
Nucletron en Mäkel zijn op 17 augustus 2012 een vaststellingsovereenkomst overeengekomen, waarin is opgenomen dat Mäkel na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst werd vrijgesteld van werkzaamheden en het dienstverband op 31 oktober 2012 zou worden beëindigd. Tenslotte wordt finale kwijting overeengekomen. Nucletron vordert echter na het overeenkomen van de vaststellingsovereenkomst en de verleende finale kwijting over en weer, dat Mäkel onvoorwaardelijk en om niet (zonder financiële vergoeding) gedwongen wordt mee te werken aan het verrichten van werkzaamheden die hij tijdens het dienstverband verrichtte te weten het lezen en controleren van documenten en het zetten van handtekeningen op documenten, die door Nucletron zijn aangeboden eind oktober 2012 (na vrijstelling van werkzaamheden), eind januari 2013 (niet meer in dienst) en handtekeningen die in de toekomst door Mäkel moeten worden gezet. Mäkel wil deze handtekeningen niet plaatsen, zonder wettelijke basis of zonder een adequate financiële vergoeding, want volgens Mäkel is het doornemen van documenten het ondertekenen hiervan gewoon werk. Namelijk het is het werk zoals hij tijdens het dienstverband verrichtte, er is een opdracht en instructie dus een gezagsverhouding en er moeten werkzaamheden worden verricht.
De stelling van Mäkel is dat een nieuwe overeenkomst met betrekking tot de door Nucletron verlangde werkzaamheden moet worden aangegaan, nu Mäkel niet verplicht kan worden om niet dezelfde werkzaamheden te verrichten die hij eerder in de gezagsverhouding wel verrichtte. Er is geen vigerende arbeidsovereenkomst, partijen hebben afscheid van elkaar genomen en intergraal finale kwijting verleend.
(citaat) terzake van de arbeidsovereenkomst en/of het einde daarvan en alles wat daaruit direct of indirect kan voortvloeien
De noodzaak/functie van de te ondertekenen documenten
Mäkel is als uitvinder genoemd voor een patent, dat is geregistreerd onder nummer: WO 2012/002815 A1 en dat eigendom is van Nucletron. Omdat Nucletron eigenaar is van het patent, heeft Nucletron recht op de opbrengsten aangaande het patent. De kosten voor het realiseren van dit patent komen voor rekening van de eigenaar; in dit geval Nucletron. Dat Mäkel als uitvinder is genoemd, is leuk voor zijn CV, maar verder kan Mäkel hier geen rechten aan ontlenen, dat hij overigens ook niet doet.
De eerste registratiedatum van het patent is 30 juni 2010 voor Nederland (zie Productie 2).
De internationale registratiedatum is 30 juni 2011 bij het PCT (zie Productie 2).
Het blijkt dat sommige landen nog expliciet aan de eigenaar van het patent vragen om toestemming van de uitvinders, waarin de uitvinders te kennen geven geen aanspraak te maken op de opbrengsten van het patent. Hiertoe dient Mäkel de documenten door te nemen, te ondertekenen en te retourneren aan Nucletron / Van Benthem & Keulen. Volgens Nucletron dient Mäkel ook in de toekomst nog handtekeningen te plaatsen, zodat de procedure op dit moment een doorlooptijd heeft van bijna 3 jaar. Nucletron wil nu via de rechter iets regelen wat door Nucletron niet geregeld is maar Mäkel daarvoor verantwoordelijk (quod non) maakt. Nucletron had als goed en zorgvuldig werkgever moeten voorzien in deze materie. Door dat niet te doen en te regelen heeft zij als slecht werkgever gehandeld.
Aanloop tot de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst
Nucletron heeft het initiatief genomen om het arbeidscontract met Mäkel te beëindigen. Om deze reden is er een vaststellingsovereenkomst door beide partijen getekend. Dat Mäkel een vaststellingsovereenkomst heeft geaccepteerd, heeft als oorzaak dat Mäkel het werken bij Nucletron onmogelijk werd gemaakt door nieuwe manager Van Erp die hij per 1 januari 2011 boven zich kreeg. In het kort komt het er op neer dat:
- Van Erp Mäkel over 2011 een slechte beoordeling heeft gegeven en Mäkel vervolgens een 360° review heeft aangevraagd, waarbij Van Erp alles in het werk heeft gesteld dit onderzoek naar Mäkel te frustreren. Overigens bleek uit het onderzoek, dat Van Erp Mäkel te kritisch beoordeelde.
- Dat de bedrijfsarts concludeerde dat er een arbeidsconflict was, waarbij aan beide partijen werd geadviseerd aan een oplossing te werken.
Nucletron heeft er alles aan gedaan om Mäkel het werken onmogelijk te maken. Het advies van de bedrijfsarts, om mee te werken aan een oplossing, werd compleet in de wind geslagen en Mäkel werd de keuze voorgelegd te kiezen uit één van twee volgende opties:
Weer aan het werk gaan of een vaststellingsovereenkomst tekenen, waarbij de financiële compensatie volgens de kantonrechtersformule was gesteld op c=1.
Mäkel is toch weer aan het werk gegaan, waarop diezelfde dag door personeelszaken werd aangeboden te onderhandelen over de hoogte van de door Mäkel te ontvangen financiële compensatie, zoals zou worden vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst. Omwille de gezondheid van Mäkel heeft Mäkel een hogere vergoeding geaccepteerd, waardoor beide partijen middels een vaststellingsovereenkomst uit elkaar zijn gegaan.
Onderhandelingspositie van Mäkel
Achteraf blijkt dat Nucletron Mäkel nog nodig had voor te verrichten werkzaamheden aangaande het patent. Nucletron heeft verzuimd dit mede te delen aan Mäkel. Wanneer Mäkel hiervan wel op de hoogte was geweest, had hij een betere onderhandelingspositie gehad bij het overeenkomen van de voorwaarden, zoals uiteindelijk overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst. Eigenlijk bestond er gelet op de nu ontstane situatie geen enkele grond om het bestaande arbeidscontract te ontbinden én van Mäkel te eisen dat Mäkel in het voordeel van Nucletron voor gunstiger voorwaarden de nog te uit te voeren werkzaamheden in de toekomst zou gaan verrichten aangaande het patent. Om problemen over de hoogte van de beloning van Mäkel te voorkomen, had Nucletron dan ook eerst de procedure met betrekking tot het patent moeten afronden en pas daarna met Mäkel in onderhandeling moeten gaan om zijn arbeidscontract te ontbinden middels een vaststellingsovereenkomst.
Essentie uit de vaststellingsovereenkomst aangaande het geschil
Zie de vaststellingsovereenkomst.
In artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst staat onder meer:
Nadat partijen de vaststellingsovereenkomst hebben ondertekend, wordt de heer Mäkel vrijgesteld van zijn werkzaamheden.
De documenten, die Mäkel voor 31 oktober 2012 ter ondertekening van Nucletron aangeboden had gekregen, heeft Mäkel ondertekend en hiervan scans op 29 maart 2013 naar Van Benthem & Van Keulen gemaild. Hiermee had Mäkel voldaan aan de vraag volgens de brief van Nucletron, gedateerd op 26 oktober 2012, waarin werd vermeld dat Mäkel de documenten ook mocht scannen en mailen.
Mäkel had volgens de vaststellingsovereenkomst dit niet hoeven doen, daar hem hier nieuw werk werd aangereikt, dat dus niets te maken had met de documenten en informatie die hij tot op dat moment had aangemaakt en volgens de vaststellingsovereenkomst zou moeten overdragen. Mäkel had hiertoe besloten als gebaar van goede wil, om de onderhandelingen niet te laten escaleren.
In artikel 10 van de vaststellingsovereenkomst staat onder meer:
Met inachtneming van het vorenstaande verlenen partijen elkaar algehele en finale kwijting over en weer terzake van de arbeidsovereenkomst en/of het einde daarvan en alles wat daaruit direct of indirect kan voortvloeien.
In art 9 wordt geregeld dat in het geval dat de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst en die van de arbeidsovereenkomst met elkaar in conflict zijn, prevaleren de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst.
In de vaststellingsovereenkomst wordt Mäkel vrijgesteld van werkzaamheden en finale kwijting verleend. Die bepalingen prevaleren dus.
De vaststellingsovereenkomst voorziet verder niet in nog door Mäkel uit te voeren werkzaamheden voor de patentaanvraag. Wel is er voorzien in een finale kwijting over en weer, waardoor nog eens wordt benadrukt, dat Nucletron niet Mäkel kan verplichten zonder voorbehoud weer aan het werk te gaan.
Mäkel was met Nucletron in onderhandeling over de (arbeids) voorwaarden waaronder Mäkel zijn werk diende te verrichten. Nucletron heeft deze onderhandelingen gestaakt zonder goede redenen. Mäkel staakt op zijn beurt alle activiteiten. Hij vindt dat hij het recht heeft te staken om zo te bereiken dat de onderhandelingen door Nucletron worden hervat zodat goede voorwaarden worden bereikt waaronder Mäkel zijn werk voortzet. Nucletron gunt Mäkel niet het stakingsrecht, maar geeft in 5.1 van de dagvaarding aan Mäkel te willen dwingen (is weggevallen) tot meewerken. Mäkel volstaat met een beroep op het verbod van dwangarbeid ex. art. 4 lid 2 EVRM. “Niemand kan gedwongen worden verplichte arbeid te verrichten”.
In het ressort Arnhem zijn twee uitspraken die nog van belang zijn voor de beoordeling van de gevolgen van de finale kwijting in de beëindigingovereenkomst.: Rechtbank Arnhem in BC5816:
4. De beoordeling van het geschil.
4.1. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
De kantonrechter is van oordeel dat de tekst van de beëindigingsovereenkomst met betrekking tot de te verlenen kwijting verder gaat dan een algemene finale kwijtingsbepaling. Immers in de bepaling wordt expliciet vermeld dat er geen andere afspraken en/of overeenkomsten meer bestaan, althans deze afspraken en/of overeenkomsten teniet worden gedaan met de vaststellingsovereenkomst. Het had ook voor de hand gelegen om met betrekking tot de afbetalingsregeling van de ziektekosten nieuwe afspraken te maken nu na 1 juni 2007 geen maandelijkse inhoudingen op het loon meer konden plaatsvinden, terwijl dat toch was wat partijen waren overeengekomen.
en Gerechtshof Arnhem in BP5301 dd 22 februari 2011:
4.26 Tussen partijen is in geschil of [geïntimeerde] met deze bepalingen finale kwijting ten aanzien van zijn pensioenaanspraken heeft verleend aan Nijhuis Pompen.
De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld (en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld) kan niet worden beantwoord op grond van alleen een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin deze bepalingen zijn gesteld, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak wel van groot belang.
4.27 Uit voornoemde bepalingen van de beide overeenkomsten, mede bezien in samenhang met de overige bepalingen uit de overeenkomsten, volgt naar het oordeel van het hof dat partijen met het sluiten van de overeenkomsten voor ogen stond aan alle onzekerheden, onder andere met betrekking tot vorderingen die zij over en weer op elkaar hadden, een einde te maken.
Met andere woorden; finale kwijting betekent dat een einde is gemaakt aan alle rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst.
Nucletron kan en mag Mäkel niet meer lastig vallen.
Essentie uit de arbeidsovereenkomst aangaande het geschil
Artikel 17 van de arbeidsovereenkomst luidt:
Aan werkgever komt in binnen- en buitenland het uitsluitend (eigendoms)recht toe op de octrooien, modellen, tekeningen en/of enig ander recht van intellectuele of industriële eigendom voortvloeiende uit de werkzaamheden die de werknemer gedurende de arbeidsovereenkomst heeft verricht, danwel binnen een jaar na afloop daarvan daaruit voortvloeien.
Nucletron beroept zich erop dat de bepaling mede inhoudt dat Mäkel tevens gedwongen kan worden een handtekening te plaatsen. Dat is onjuist want het staat er niet.
- In de dagvaarding wordt bij punt 1.4 artikel 17 uit de arbeidsovereenkomst geciteerd. In tegenstelling dat de dagvaarding doet geloven, voldoet Mäkel volledig aan artikel 17, want Mäkel bevestigt immers dat het patent eigendom is Nucletron en maakt verder geen aanspraak op rechten of dergelijke.
- Nucletron heeft bij punt 1.4 van artikel 17 uit de arbeidsovereenkomst onderstreept: “..danwel binnen een jaar na afloop daarvan uit voortvloeien.” Anders geformuleerd betekent dit in betreffende context, dat Nucletron zich het recht voorbehoudt een patent aan te vragen op een goed idee van de werknemer dat deze heeft gedaan tijdens zijn dienstverband en Nucletron voor het aanvragen hiervan na het einde van het dienstverband nog een jaar de tijd heeft. Deze zin is voor Mäkel niet van toepassing, daar het patent tijdens het dienstverband van Mäkel op 30 juni 2010 is geregistreerd. De bepaling is niet geschreven voor de onderhavige kwestie, maar regelt slechts het eigendomsrecht tijdens het dienstverband. Niet dat de werkgever gedwongen kan worden iets te doen.
- Het bij punt 1.4 aangehaalde artikel 17 uit de arbeidsovereenkomst vermeldt verder niets over de gevolgen/rechten/plichten jegens de werknemer ten aanzien van nog eventueel te leveren werk en vergoedingen om een patent eventueel na uitdiensttreding te kunnen afronden. Hier blijkt het arbeidscontract een leemte te hebben waarin Nucletron niet heeft voorzien.
- Overigens is het bij punt 1.4 aangehaalde artikel 17 uit de arbeidsovereenkomst GEEN belemmering voor Nucletron om binnen een jaar na uitdiensttreding van de werknemer een patent aan te vragen, wanneer de ex-werknemer hieraan niet wil meewerken. Dit wordt bereikt door eenvoudig de werknemer niet als uitvinder bij de aanvraag van het patent te noemen. Nucletron heeft derhalve eigen schuld aan de ontstane situatie en derhalve toegestaan dat deze is ontstaan. Aan de kant van Mäkel doet dat een rechtvaardigingsgrond ontstaan die hem niet kan worden tegen geworpen. Hij heeft deze toestand niet veroorzaakt. Het is Nucletron die met zelfkritiek naar de gevolgen van haar handelen dient te kijken en mag daarvan Mäkel niets verwijten.
- Doordat Nucletron Mäkel als uitvinder heeft genoemd bij de patentaanvraag van 30 juni 2010, betekent dit dat Nucletron Mäkel anno 2013 nog nodig heeft voor uit te voeren werkzaamheden, terwijl Mäkel reeds was vrijgesteld van werkzaamheden en zelfs niet meer in dienst was. Het blijkt dat de procedure voor de aanvraag van het patent ongeveer 3 jaar duurt en hierover is niets terug te vinden in het arbeidscontract of de vaststellingsovereenkomst. Tevens was Mäkel niet ingelicht over de procedure voor de aanvraag van het patent en welke consequenties dit had voor Mäkel.
Omdat Mäkel niet zat te wachten op een rechtszaak, had hij onverplicht aangeboden om voor 700,- euro de documenten te ondertekenen. Mäkel wist op dat moment niet dat er in de toekomst ook nog één of meerdere documenten door hem ondertekend zouden moeten worden. Nucletron gaf te kennen dit aanbod niet te accepteren en eiste dat Mäkel zonder voorbehoud medewerking zou verlenen aan het ondertekenen van de betreffende documenten. Tevens werd nu ook een nieuwe eis te kennen gegeven, dat Mäkel zonder voorbehoud documenten zou moeten ondertekenen, die in de toekomst door Nucletron aangeboden zouden worden.
In 4.2 van de dagvaarding beroept Nucletron zich op de Rijksoctrooiwet en art 17 van de arbeidsovereenkomst. Dat beroep kan niet slagen omdat het niet gaat om vergoeding voor uitvindingen tijdens het dienstverband waarvoor loon wordt genoten maar om diensten nadien. Art 17 bepaalt slechts het eigendomsrecht van patenten welk eigendom niet wordt betwist. Omdat partijen het gevolg nooit voor ogen hebben gehad en er een leemte bestaat in de afspraken kan ook niet de bedoeling van partijen aan de orde zijn (Haviltex) Uitdrukkelijk wordt betwist dat uit art 17 volgt dat Mäkel ook na afloop van het dienstverband moet meewerken aan de verkrijging van eigendomsrechten. Dat staat er niet en het is niet afgesproken. Nucletron bedenkt dat het uit art 17 volgt. Dat is onjuist; taalkundig en in de context.
Kan het ondertekenen van de documenten worden beschouwd als werk?
Omdat Nucletron in de medische industrie werkzaam is, moet Nucletron voldoen aan zeer veel regelgeving, waardoor er bergen dossiers worden aangemaakt en er veel handtekeningen moeten worden gezet.
De werkzaamheden van Mäkel betroffen het zelf aanmaken en ondertekenen van documenten en het doornemen en ondertekenen van aangeleverde documenten. Hierbij valt te denken aan technische tekeningen, rapportages, onderzoeksrapportages, procedures, notulen enz. Zelfs voor het bijwonen van een vergadering moest een paraaf worden gezet. Voorts werd van Mäkel verwacht dat hij aan alle activiteiten deelnam om tot de succesvolle productie van deze documenten te komen, waarbij moet worden gedacht aan vergaderingen, overleg, onderzoek enz.
Voor het beheren van diverse documenten werd het software pakket SmartSolve toegepast. Middels dit pakket kon zelfs worden bijgehouden wie er had getekend en wie nog niet. Wanneer een document in SmartSolve door alle belanghebbenden was getekend, dan was dit document “vrijgegeven”. In de tabel is goed te zien wie al had getekend (Approval status) en wie niet.
Het doornemen en ondertekenen van documenten behoorde dus tot de werkzaamheden van Mäkel en bleek zelfs erg belangrijk te zijn bij zijn werk.
Meer opmerkingen ten aanzien van de dagvaarding:
- Interessant is het om onderstaande vrije vertaling te vermelden van een stuk tekst, dat is terug te vinden in het document van het bureau dat het patent regelt voor de USA. Dit document is bijgevoegd in productie 2, bladzijde 5, onderste alinea (boven de tabel) van de dagvaarding. De vrije vertaling door Mäkel:
De uitvinder (o.a. Mäkel) zal volledig meewerken om de aanvraag van het patent door de eigenaar van het patent (Nucletron) in goede banen te leiden, met in acht neming, dat kosten die hiervoor dienen te worden gemaakt, voor rekening komen van de eigenaar van het patent.
- Bij punt 4.1 wordt gerefereerd naar goed werknemersschap en dat Mäkel uit hoofde daarvan moet tekenen. Ongehoord dat Nucletron het over goed werknemersschap durft te hebben, terwijl Mäkel bij Nucletron is weggepest, waarbij diverse leugens zijn toegepast en nu slecht en onzorgvuldig werkgeverschap laat zien. Bovendien betaalt een goed werkgever een werknemer salaris voor de diensten van zijn werknemer, ook als het hier gaat om het doornemen van documenten, het plaatsen van bijbehorende handtekeningen en het retourneren van deze documenten! Nucletron laat zich een slecht verliezer zien. Tegenover de miljoenen aan belangen aan de zijde van Nucletron staat niets aan de kant van Mäkel!
- In 4.1 wordt het BW aangehaald, waarin staat dat een werkgever en een werknemer zich als een goed werkgever en een goed werknemer dienen te gedragen. Ten eerste is Mäkel niet meer een werknemer in dienst van Nucletron en bovendien heeft Nucletron zich niet als een goed werkgever gedragen. Voorts wordt er verwezen naar het toepassen van redelijkheid en billijkheid. Nucletron heeft ook hier boter op zijn hoofd en heeft dus geen recht van spreken.
Tenslotte
voorzover vereist:
De primaire vordering is te algemeen omschreven om te kunnen toewijzen, het is niet beperkt in omvang of tijd. Aan het subsidiaire heeft Mäkel voldaan, omdat via de mail voldoende was. De dwangsom dient bij toewijzing nihil te zijn cq gematigd te worden in de afweging van belangen en gelet op het hier gevoerd verweer.
Conclusies
- Nucletron vordert dat Mäkel weer voor haar werkt, hetgeen niet toelaatbaar is. Er bestaat geen verbintenis uit overeenkomst of uit de wet.
- Zowel de vaststellingsovereenkomst als de arbeidsovereenkomst voorzien niet in de gevolgen voor Mäkel aangaande de nog te verrichten werkzaamheden om de patentaanvraag af te ronden, hetgeen aan eigen schuld van Nucletron is te wijten en voor haar rekening en risico komt. Iedere handeling van Nucletron jegens Mäkel getuigt van slecht werkgeverschap en bevestigt de onzorgvuldigheid.
- Nucletron laat Mäkel opdraaien voor de door Nucletron gemaakte omissies én de door Nucletron gecreëerde leemte in de afspraken.
Afspraken gelden niet meer na de finale kwijting. - De uitleg van art 17 levert niet op dat Mäkel nog aan verlangens van Nucletron moet meewerken. De verlangens van Nucletron zijn niet afdwingbaar.
- Nucletron moet de onderhandelingen hervatten en Mäkel desnoods een adequate vergoeding aanbieden. Mäkel heeft het recht om te staken totdat Nucletron zich als goed ex-werkgever opstelt. Dwangarbeid is verboden.
- Het doornemen en ondertekenen van documenten behoorden tot de reguliere werkzaamheden van Mäkel tijdens zijn dienstverband bij Nucletron.
De vordering van Nucletron om Mäkel zonder financiële beloning weer (tijdelijk) aan het werk te zetten is ongegrond en dient te worden afgewezen. Nucletron dient veroordeeld te worden in de kosten van deze procedure.
VONNIS
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/243355 /KG ZA 13-245
Vonnis in kort geding van 7 juni 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NUCLETRON OPERATIONS B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
eiseres,
advocaat mr. A.J.P. van Beurden te Utrecht,
tegen
RENÉ MÄKEL,
Wonende te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. J. Bredius te Zeist.
Partijen zullen hierna Nucletron en Mäkel genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Nucletron
- de pleitnota van Mäkel.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Nucletron exploiteert een bedrijf dat hard- en software ontwikkelt voor kankerbestrijdende bestralingsapparatuur. Mäkel is werknemer geweest van Nucletron. Hij had de functie van Applicator Developer bij de afdeling Research & Development. In die functie heeft Mäkel meegewerkt aan de ontwikkeling en uitvinding van (onder meer) een hulpmiddel om radioactieve bronnen aan te brengen door insertie in een lichaamsholte, het zogenaamde ‘Brachytherapy applicator device for insertion in a body cavity’.
2.2. In de arbeidsovereenkomst die partijen hebben ondertekend op 8 oktober 2009, is onder meer bepaald:
15 Geheimhouding
De werknemer zal zowel tijdens als na afloop van de arbeidsovereenkomst alle schriftelijke en mondelinge informatie betreffende de werkgever, cliënten en relaties geheimhouden en hij zal deze informatie niet voor enig ander doel gebruiken dan nodig is in verband met de vervulling van zijn taak uit hoofde van deze overeenkomst. Tot de schriftelijke en mondelinge informatie worden onder meer begrepen gegevens betreffende producten, plannen, productiewijzen, interne regelingen, werktuigen, uitvindingen, octrooien, tekeningen, financiële en commerciële gegevens, contracten, organisatie, leveranciers en afnemers, en voorts alle andere bedrijfsaangelegenheden in de ruimste zin des woords.
16. Concurrentiebeding
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever verboden zowel tijdens de arbeidsovereenkomst als gedurende een periode van 1 jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst in Nederland of elders, in enigerlei vorm werkzaam te zijn in of voor enige onderneming met activiteiten die gelijk zijn aan of concurrerend zijn met die van de werkgever. (…)
17. Rechten van intellectuele en industriële eigendom
Aan werkgever komt in binnen- en buitenland het uitsluitend (eigendoms)recht toe op octrooien, modellen, tekeningen en/of enig ander recht van intellectuele of industriële eigendom voortvloeiende uit de werkzaamheden die de werknemer gedurende de arbeidsovereenkomst heeft verricht, dan wel binnen een jaar na afloop daarvan daaruit voortvloeien.
18. Boetebepaling
Bij iedere overtreding van de artikelen 15, 16 en 17 verbeurt de werknemer aan de werkgever, in afwijking van artikel 7:650 leden 3 en 5 BW, zonder dat ingebrekestelling is vereist, een onmiddellijk opeisbare boete van € 10.000, vermeerderd met € 500,00 voor elke dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de werkgever om, eventueel naast betaling van de boete, volledige schadevergoeding te vorderen. De werkgever heeft het recht naast betaling van een boete en/of schadevergoeding vanwege schending in het verleden, tevens nakoming voor de toekomst te vorderen.’
2.3. Met wederzijds goedvinden van partijen is de arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2012 beëindigd. In verband daarmee hebben partijen op 17 augustus 2012 een vaststellingsovereenkomst ondertekend. Daarin staat onder andere:
‘4. Nadat partijen de vaststellingsovereenkomst hebben ondertekend, wordt de heer Mäkel vrijgesteld van zijn werkzaamheden. (…)
(…)
- De heer Mäkel verklaart zich bewust te zijn van de op hem rustende verplichting tot geheimhouding van al hetgeen omtrent Nucletron tot zijn kennis is gekomen en verklaart geheimhouding te betrachten, ook na afloop van de arbeidsovereenkomst. De heer Mäkel is ontheven van het non-concurrentiebeding, zoals beschreven in artikel 16 van zijn arbeidsovereenkomst.
(…)
- In het geval de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst en die van de arbeidsovereenkomst met elkaar in conflict zijn, prevaleren de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst.
- Met inachtneming van het vorenstaande verlenen partijen elkaar algehele en finale kwijting over en weer terzake van de arbeidsovereenkomst en/of het einde daarvan en alles wat daaruit direct of indirect kan voortvloeien. Alle eventuele huidige en toekomstige aanspraken van de heer Mäkel welke uit de beëindigde arbeidsovereenkomst (zouden kunnen) voortvloeien worden geacht in de beëindigingsvergoeding te zijn opgenomen.’
2.4. Mäkel heeft na 17 augustus 2012 verscheidene documenten voor octrooiaanvragen ter ondertekening ontvangen van Nucletron. Mäkel heeft die niet ondertekend of niet teruggestuurd naar Nucletron.
3. Het geschil
3.1. Nucletron vordert – samengevat – bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair
I. Mäkel te veroordelen tot onvoorwaardelijke medewerking aan het ondertekenen en toezenden per post van reeds aan Mäkel toegestuurde en eventueel in de toekomst nog toe te sturen documenten met betrekking tot de vaststelling van eigendomsrechten op alle octrooien, modellen, tekeningen en/of andere rechten van intellectuele of industriële eigendom voortvloeiende uit de werkzaamheden die Mäkel heeft verricht gedurende zijn dienstverband bij Nucletron, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair
II. Mäkel te veroordelen tot toezending per post van de originele reeds ondertekende documenten voor de Verenigde Staten van Amerika en Canada (productie 15) en tot ondertekening en toezending per post van reeds aan Mäkel toegestuurde documenten voor India en Brazilië (producties 4 en 5) alsmede eventueel in de toekomst nog toe te sturen documenten voor de vaststelling van de octrooirechten met betrekking tot het hulpmiddel ‘Brachytherapy applicator device for insertion in a body cavity’ voor de landen/regio’s/instanties Australië, China, Europa, Japan, Nederland, PCT (Patent Coöperation Treaty) en Rusland, op straffe van een dwangsom;
meer subsidiair
III. Mäkel te veroordelen tot ondertekening en toezending per post uiterlijk op een datum door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen, van de documenten voor de onderhavige octrooiaanvragen in India en Brazilië (producties 4 en 5) en de toezending per post van de originele reeds ondertekende documenten voor de Verenigde Staten van Amerika en Canada, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
zowel primair, subsidiair en meer subsidiair
IV. Mäkel te veroordelen tot betaling van een voorschot op de direct opeisbare boete van artikel 17 van de arbeidsovereenkomst van € 10.000,00 vermeerderd met € 500,00 voor iedere dag na 20 maart 2013 tot de datum waarop Mäkel zijn medewerking verleent aan ondertekening en toezending per post van de documenten voor de octrooiaanvragen in de Verenigde Staten van Amerika, Canada, India en Brazilië;
3.2. Mäkel voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 . De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang vloeit voldoende uit de stellingen van Nucletron voort. De vorderingen hebben op de korte termijn tot inzet dat Nucletron octrooiaanvragen (in het buitenland) voor de “Brachytherapy applicator device for insertion in a body cavity” kan afronden. Daarmee is een spoedeisend belang gegeven omdat zij anders geen octrooirechtelijke bescherming (in die landen) geniet en het risico loopt op aanmerkelijke bedrijfsschade.
4.2. De voorzieningenrechter is bevoegd omdat het op grond van art. 254 lid 3 Rv ter keuze is van Nucletron of zij de zaak bij de kantonrechter of bij de voorzieningenrechter wil aanbrengen. De dagvaarding is evenmin nietig, omdat daarin duidelijk is omschreven wat Nucletron van Mäkel vordert en op grond waarvan.
4.3. Wat Nucletron van Mäkel verlangt is dat hij nu en in toekomst zijn handtekening zal zetten onder documenten die nodig zijn voor de hiervoor bedoelde octrooiaanvragen en meer in het algemeen voor de vaststelling van intellectuele eigendomsrechten voortvloeiende uit de werkzaamheden die Mäkel gedurende zijn dienstverband met Nucletron heeft verricht. Dat de daaruit voortvloeiende intellectuele eigendomsrechten op grond van art. 7 arbeidsovereenkomst aan Nucletron toekomen, is tussen de partijen niet in geschil. Evenmin dat Mäkel geen aanspraak kan maken op een vergoeding van Nucletron voor de exploitatie van die intellectuele eigendomsrechten. Het standpunt van Mäkel komt erop neer dat hij tot het zetten van de benodigde handtekeningen niet is verplicht omdat de arbeidsovereenkomst is geëindigd en in de vaststellingsovereenkomst finale kwijting is verleend ter zake van alles wat daaruit voortvloeit. Volgens Mâkel is het zetten van de benodigde handtekeningen het verrichten van werk voor Nucletron waartoe hij niet meer is gehouden. Dat standpunt moet worden verworpen.
4.4. In de aard van bepalingen zoals de artt. 15, 16, 17 en 18 van de arbeidsovereenkomst ligt besloten dat die ook na het einde van de arbeidsovereenkomst partijen blijven binden voor zolang als uit die bepalingen voortvloeit. Zo geldt voor art. 17 dat aan Nucletron ook toekomen intellectuele eigendomsrechten die binnen een jaar na afloop van de arbeidsovereenkomst voortvloeien uit werkzaamheden die Mäkel gedurende de arbeidsovereenkomst heeft verricht. Uit die bepaling en overigens ook uit de maatstaven van postconctractuele redelijkheid en billijkheid vloeit voort dat Mäkel ook na het einde van de arbeidsovereenkomst binnen zekere grenzen is gehouden zijn medewerking te verlenen aan het kunnen verkrijgen van die intellectuele eigendomsrechten door Nucletron. De finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst kan redelijkerwijs niet zo worden begrepen dat die ook ziet op doorwerkende bepalingen uit de arbeidsovereenkomst, nu dat niet uitdrukkelijk in de vaststellingsovereenkomst is bepaald. De artt. 7 en 9 van de vaststellingsovereenkomst laten integendeel geen andere conclusie toe dan dat doorwerking van bepalingen uit de arbeidsovereenkomst ondanks de finale kwijting is beoogd.
4.5. Het gaat thans om het zetten van een handtekening door Mäkel onder en het terugsturen aan Nucletron van documenten van geringe omvang voor de onder 4.1 bedoelde octrooiaanvraag (enkele A-viertjes) waarvan Mäkel zelf heeft erkend dat het standaarddocumenten zijn. Hoewel begrijpelijk is dat Mäkel die documenten wil doorlezen alvorens die te ondertekenen, kan daarmee maar weinig tijd en inspanning zijn gemoeid. Dat zelfde geldt voor het na ondertekening terugsturen daarvan aan Nucletron. Het betreft in wezen niet meer dan formaliteiten en het zal slechts om enkele malen gaan. Op grond hiervan en van hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen kan Nucletron dat van Mäkel verlangen en kan Mäkel dat niet weigeren en in redelijkheid geen aanspraak maken op betaling daarvoor. Mäkel zal dus kosteloos zijn medewerking hieraan moeten verlenen. Van dwangarbeid, zoals Mäkel heeft aangevoerd, kan niet gesproken worden. De daartoe strekkende subsidiaire vordering zal worden toegewezen zoals hierna te vermelden. Mogelijk behoeft Nucletron in de toekomst nog meer handtekeningen van Mäkel voor andere intellectuele eigendomsrechten. Ook daaraan zal Makel in beginsel zijn medewerking moeten verlenen overeenkomstig hetgeen onder 4.4. is overwogen. Dat is echter thans onvoldoende concreet om reeds een veroordeling te geven.
4.6. Voor toewijzing van de gevorderde boete is geen plaats, in aanmerking genomen dat het een geldvordering in kort geding betreft. Uit de art. 17 en 18 in onderling verband is niet zonder meer duidelijk dat het niet zetten van de benodigde handtekeningen ook gedragingen zijn waarop een boete is gesteld.
4.7. De slotsom is dat de vorderingen sub 1, III en LV afgewezen zullen worden, en dat de vordering sub II op de navolgende wijze zal worden toegewezen, waarbij de dwangsom zal worden beperkt.
4.8. Mäkel zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nucletron worden begroot op:
- dagvaarding € 82,11
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.487,11
5 . De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Mäkel tot toezending per post van de originele reeds ondertekende documenten voor de Verenigde Staten van Amerika en Canada (productie 15) en tot ondertekening en toezending per post van reeds aan Mäkel toegestuurde documenten voor India en Brazilië (producties 4 en 5) alsmede eventueel in de toekomst nog toe te sturen documenten voor de vaststelling van de octrooirechten met betrekking tot het hulpmiddel ‘Brachytherapy applicator device for insertion in a body cavity’ voor de landen/regio’s/instanties Australië, China, Europa, Japan, Nederland, PCT (Patent Coöperation Treaty) en Rusland;
5.2. veroordeelt Mäkel om aan Nucletron een dwangsom te betalen,
– van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet binnen twee dagen na betekening van dit vonnis voldoet aan de veroordeling onder 5.1 voor wat betreft de hem reeds toegestuurde documenten, tot een maximum van in totaal € 100.000,00 is bereikt;
– en voor wat betreft eventueel in de toekomst nog toe te sturen documenten, telkens een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat Mäkel niet binnen veertien dagen nadat dit vonnis opnieuw aan hem is betekend, voldoet aan de veroordeling onder 5.1, tot een maximum van in totaal € 100.000,00 van de dwangsom is bereikt;
5.3. veroordeelt Mäkel in de proceskosten, aan de zijde van Nucletron tot op heden begroot op € 1.487,11, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2013.