bijlage: SAMENVATTING Kalteren

Arnhem,  verzonden op 14 april 2016 (opgesteld in januari 2016)

ESSENTIËLE  INFORMATIE OVER RICHTLIJNEN EN WETGEVING

 Voordat de eerste versie van de richtlijn STECR in 2001 van toepassing werd, verdwenen werknemers met een arbeidsconflict doorgaans voor onbepaalde tijd in de ziektewet, zonder dat naar een oplossing werd gezocht. Er werd doorgaans geen oplossing gezocht, omdat de werkgever niet voor de kosten van de zieke en/of overspannen werknemer hoefde op te draaien. Deze situatie veranderde in 2002 met het invoeren van de Wet Verbetering Poortwachter, waarbij de werkgever zelf voor de kosten van de zieke werknemer diende op te draaien.

citaat van: http://www.mkbservicedesk.nl/4894/voorkom-ziekteverzuim-bij-arbeidsconflict.htm:

“De eerste STECR Werkwijzer is van 2001. Tot dan toe was het geaccepteerd dat een werknemer die zich geconfronteerd zag met een conflict op het werk, zich ziek meldde. Het

conflict werd niet zo zeer aangepakt en in sommige gevallen verdween de werknemer wegens langdurige ziekte in de WAO(WIA). Die tijden zijn veranderd sinds de STECR Werkwijzer.”

citaten van http://www.aantjesadvocaten.nl:

De bedrijfsarts toetst op basis van de STECR Werkwijzer of er sprake is van ziekte zonder of met een arbeidsconflict danwel alleen een arbeidsconflict. Afhankelijk van dit oordeel, geeft de bedrijfsarts advies over eventuele re-integratie en werkhervattingsmogelijkheden van de werknemer.

Een interventieperiode is een korte periode (maximaal twee weken) waarin de werknemer met behoud van loon en zijn overige arbeidsvoorwaarden weg mag blijven van het werk. De werknemer krijgt ruimte voor bezinning, waarbij de werkgever en de werknemer in gesprek moeten gaan met elkaar. Lukt dit niet of is dit niet nodig of raadzaam, dan kan de bedrijfsarts ook een bemiddelende gespreksinterventie (bij de bedrijfsarts zelf) danwel mediation (door een onafhankelijke mediator) adviseren.

Het doel is om het arbeidsconflict zoveel mogelijk uit de ziektesfeer te houden en dit op een goede en snelle manier op te lossen.

Het komt weleens voor dat de bedrijfsarts een fout maakt bij de toepassing van de STECR Werkwijzer, omdat de bedrijfsarts soms afwijkt van de STECR Werkwijzer. Denk bijvoorbeeld aan het inlassen van een interventieperiode zonder overleg met de werkgever.

Alhoewel de STECR Werkwijzer slechts een richtlijn is, is het niet helemaal de bedoeling om daarvan af te wijken. Mocht de bedrijfsarts dit wel doen, dan behoort de bedrijfsarts dit op zijn minst nader te motiveren.

Begin januari 2016 heb ik via de Stichting Burnout ontdekt dat er een LESA (Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak) richtlijn voor overspanning en burnout bestaat. Hierin staat beschreven hoe overspanning of burnout gediagnosticeerd dient te worden en hoe de zorgverleners (huisarts, bedrijfsarts en eerstelijns psycholoog) samen dienen te werken. Om de mate van overspanning of burnout te meten, zijn in Nederland 6 officiële vragenlijsten beschikbaar. Een van deze vragenlijsten is de Vierdimensionale Klachten Lijst (4DKL). Het is zelfs mogelijk de mate van stress te bepalen aan de hand van het meten van stoffen in het bloed en speeksel.

GEBEURTENISSEN IN CHRONOLOGISCHE VOLGORDE MET COMMENTAAR:

  1. Ten gevolge van een bedrijfsovername was ik per 1 oktober 2009 in dienst gekomen van Werkgever B.
  2. Per 1 januari 2011 kreeg ik een nieuwe leidinggevende die mijn situatie en werk niet begreep. Deze leidinggevende ging mij na verloop van tijd pesten en treiteren met het doel mij weg te werken en kreeg hierbij volledige medewerking van personeelszaken. Overigens had ik vanaf het begin van de overname al aansluitingsproblemen en dat bracht op zich al veel stress en frustratie met zich mee.
  3. Op 25 juli 2012 had ik mij ziek gemeld.
  4. Op 26 juli 2012 kreeg ik een e-mail (en een dag later een brief) van personeelszaken, dat mijn ziekmelding niet werd geaccepteerd en dat ik werd uitgenodigd voor een gesprek met mijn leidinggevende en personeelszaken op maandag 30 juli 2012 om 10:00 uur.
  5. Omdat ik die maandag ‘s ochtends al een afspraak met mijn plaatsvervangende huisarts had, vond het gesprek met personeelszaken plaats op 31 juli 2012. Tijdens dit gesprek werd mij “aangeboden” middels een vaststellingsovereenkomst mijn arbeidsovereenkomst te beëindigen.
    • Dit gesprek had in deze fase nooit mogen plaatsvinden. Personeelszaken had mij nooit mogen “uitnodigen” voor een gesprek, maar volgens de richtlijn STECR de bedrijfsarts moeten inschakelen, omdat er sprake was van een ziekmelding met een arbeidsconflict.
  6. Op dinsdag 7 augustus 2012 had ik om 11:00 uur het spreekuurbezoek bij de bedrijfsarts mevrouw Kalteren. Mevrouw Kalteren was niet geïnteresseerd in mijn gezondheid en mijn situatie op mijn werk. Het spreekuurbezoek duurde maximaal drie minuten. Mevrouw Kalteren had mij geen informatie gegeven over de richtlijn STECR en of ik volgens haar ziek was of niet.
  7. Mevrouw Kalteren had haar opdracht gekregen via een opdrachtformulier dat was opgesteld door De Verzuimoplosser te Veenendaal. Op dit formulier stond dat ik mij naar aanleiding van een arbeidsconflict ziek had gemeld en dat er een paar dagen later met personeelszaken een gesprek had plaatsgevonden, waarbij personeelszaken mij een beëindigingsvoorstel had aangeboden, omdat de huidige werksituatie onherstelbaar beschadigd zou zijn. Verder stond onder meer geschreven dat ik volgens de richtlijn STECR 2 weken bedenktijd had gekregen om op dit beëindigingsvoorstel in te gaan.
    • Mevrouw Kalteren had aan de opdracht kunnen zien, dat Werkgever B zich niet aan de richtlijn STECR had gehouden, omdat Werkgever B na mijn ziekmelding een gesprek met mij was aangegaan en mij een beëindigingsvoorstel had aangeboden, terwijl ik na mijn ziekmelding als eerste stap bij de bedrijfsarts op spreekuurbezoek had moeten komen. (beëindigingsvoorstel = vaststellingsovereenkomst)
    • Omdat Werkgever B zich niet aan de richtlijn STECR had gehouden, was het voor mevrouw Kalteren een signaal om extra aandacht aan de zaak te besteden en er zorg voor te dragen dat Werkgever B zich in het verdere verloop van de procedure zou houden aan de richtlijn STECR, waarbij het advies van de bedrijfsarts diende te worden opgevolgd.
    • Verder was deze informatie voor mevrouw Kalteren het signaal dat het arbeidsconflict dermate ernstig was, dat mevrouw Kalteren het advies had moeten geven, dat mediation had moeten plaatsvinden.
    • Gezien de ernst van het arbeidsconflict, dat mij een beëindigingsvoorstel was aangeboden en dat volgens Werkgever B de werksituatie onherstelbaar zou zijn beschadigd, is het onbegrijpelijk dat mevrouw Kalteren haar advies niet in de medische rapportage had vermeld, dat ik betaald verlof had moeten krijgen en dat mediation had moeten plaatsvinden.
    • Mevrouw Kalteren beweerde verder geen contact met Werkgever B te hebben gehad, zodat zij objectief met mij het gesprek was aangegaan. Niet alleen was zij volgens de richtlijn STECR verplicht in het kader van hoor en wederhoor eerst contact met de werkgever op te nemen, maar was contact ook noodzakelijk, omdat in de opdracht diverse fouten en tegenstrijdigheden stonden. Tevens beweerde mevrouw Kalteren wel de richtlijn STECR te hebben gevolgd, zodat zij hiermee beweerde wel eerst contact met Werkgever B te hebben gehad en daarmee zichzelf tegenspreekt.
  8. Op donderdag 9 augustus 2012 had ik wederom een “gesprek” met personeelszaken. Hierbij werd ik wederom zoveel mogelijk onder druk gezet met het doel dat ik zou bezwijken en zou instemmen om middels de vaststellingsovereenkomst mijn arbeidsovereenkomst te beëindigen. In dit “gesprek” kreeg ik voor het eerst de medische rapportage te zien, nadat ik had bedongen dat ik eerst een exemplaar van deze medische rapportage wilde inzien, eer er voor mij verder viel te “praten”. Er werd afgesproken, dat ik enkele dagen de tijd zou krijgen om een advocaat te raadplegen, maar omdat ik volgens personeelszaken niet ziek was, zou ik vrije dagen moeten opnemen.
    • Mevrouw Kalteren had in haar medische rapportage niets geschreven over het betaalde verlof en de duur van dit verlof, waar ik volgens de procedure STECR recht op zou hebben. Bovendien had mevrouw Kalteren niets geschreven over de wijze onder welke omstandigheden het overleg in deze periode zou moeten plaatsvinden, terwijl gezien de ernst van het arbeidsconflict en de machtspositie van de werkgever mediation of een juridisch adviseur het meest logische advies zou zijn geweest.
    • Diezelfde dag had ik een e-mail van personeelszaken ontvangen, waarin werd bevestigd dat er geen sprake was van ziekte en ik daarom weer mijn werk diende te hervatten. Tevens zou ik vrije dagen moeten opnemen om een advocaat te kunnen raadplegen. Uit deze e-mail blijkt dat Werkgever B niet op zoek was naar een voor beide partijen acceptabele oplossing, maar mij wederom door machtsmisbruik onder druk zette met het doel mij zo voordelig mogelijk weg te werken en zich wederom niet aan de richtlijn STECR had gehouden.
  9. Doordat ik maximaal onder druk stond, er verder alleen voor stond en de strijd niet meer aankon ging de rest heel snel. Op dinsdag 14 augustus had ik overleg met mijn advocaat, die mij helaas ook niet informeerde over de richtlijn STECR en mij helaas adviseerde weer aan het werk te gaan, zodat Werkgever B mij een hogere ontslagvergoeding zou moeten bieden.
  10. Op donderdag 16 augustus had ik wederom een “gesprek” met personeelszaken en werd overeengekomen middels een vaststellingsovereenkomst per 17 augustus 2012 mijn arbeidsovereenkomst te beëindigen. Het mag duidelijk zijn dat ik in mijn situatie door wilsgebrek bereid was geweest in te stemmen met het accepteren van de vaststellingsovereenkomst voor een luttel bedrag.
  11. Nadat ik uit dienst was, ben ik ongeveer drie jaar ziek geweest. Dat dit zo lang heeft moeten duren, had onder meer te maken dat ik door Werkgever B nog na mijn dienstverband nog driekwart jaar werd lastiggevallen en een rechtszaak aan mijn broek kreeg, omdat Werkgever B mijn diensten nog nodig bleek te hebben. Verder heb ik helaas moeten constateren dat het triest gesteld is met de zogenaamde service van de gezondheidszorg en het UWV, zodat deze instanties mij eerder tegenwerkten om weer gezond te worden, in plaats van dat zij mij hierbij zouden helpen of bijstaan.
  12. Begin oktober 2015 ben ik een tuchtrechtelijke procedure gestart tegen mevrouw Kalteren.
  13. Op vrijdag 6 november had mevrouw Kalteren mijn voicemail ingesproken. Onder meer had zij ingesproken:

En… ik had… nou misschien jammer euh… dat u niet toen gelijk even opnieuw bij mij teruggekomen bent om: ”Hó, hé eh… ben het hier niet mee eens of kunnen we een gesprek hebben of euh… eerwat”

  • In bovenstaande passage uit haar ingesproken bericht geeft mevrouw Kalteren aan, dat zij het jammer vond dat ik niet bij haar teruggekomen was om aan te geven, dat ik het niet met haar beslissing eens was. Hiermee geeft mevrouw Kalteren aan dat zij mij na afloop van het spreekuurbezoek niet had verteld wat haar bevindingen waren. Had zij dat wel gedaan, dan had ik meteen laten weten dat ik het er niet mee eens was geweest. Overigens vind ik het waanzin om te veronderstellen, dat ik het eens zou kunnen zijn met haar bevindingen en advies, omdat ik mij niet voor niets ziek had gemeld: ik had hulp nodig.
  • Verder bood mevrouw Kalteren in haar voicemail bericht aan mij uit te leggen hoe de regels in elkaar zaten, over de werkwijze, over de richtlijn STECR, over de positie van de bedrijfsarts en de rol van de bedrijfsarts. Dit vond ik een heel vreemd aanbod. Ten eerste beweerde zij in haar verweerschrift dat zij mij dit al had uitgelegd tijdens het spreekuurbezoek. Ten tweede was deze uitleg mosterd na de maaltijd.
  1. Mevrouw Kalteren had in haar verweerschrift geschreven:

“Hij had geen emoties buiten de norm, welke een contra indicatie konden vormen op het beeld dat hij niet arbeidsongeschikt was.”.

  • Ik had in mijn repliek aan mevrouw Kaltern gevraagd welke norm zij hierbij had toegepast. Hierop had mevrouw van Kalteren in haar dupliek geen antwoord gegeven. In plaats van met haar perceptie aan de hand van mijn emoties vast te stellen of ik overspannen was of niet, had mevrouw Kalteren mij één van deze tests volgens de LESA moeten laten maken, zodat kon worden gemeten in hoeverre ik overspannen was. Door dit niet te doen, was mevrouw Kalteren in gebreke gebleven. Tevens laat mevrouw Kalteren hier wederom zien dat zij mij zo onwetend mogelijk probeert te houden over te volgen richtlijnen.
  1. Mevrouw Kalteren maakte in haar verweerschrift ook een onderscheid tussen een “vaststelling” en een “diagnose”:

“Het advies geen arbeidsongeschiktheid door ziekte is een vaststelling en geen diagnose.”

  • Ik heb onlangs ook vernomen, dat een patiënt volgens de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) recht heeft op een diagnose. Ik vind het dan ook triest te moeten constateren, dat mevrouw Kalteren door haar subjectieve vaststelling mij niet overspannen genoeg had bevonden om arbeidsongeschikt te zijn, terwijl zij mij volgens de LESA richtlijn mijn mate van overspanning had moeten meten door mij een test te laten maken. Aan de hand van deze test had zij dan een objectieve diagnose gehad. Wanneer ik het met de vaststelling van mevrouw Kalteren eens was geweest, was het maken van een dergelijk test niet persé noodzakelijk geweest, maar het moge duidelijk zijn dat ik het niet met haar eens was.
  1. Afgezien van of de richtlijn STECR was gevolgd, was ik ziek en overspannen. Voordat er weer gesproken zou kunnen worden over het arbeidsconflict waarin ik verzeild was geraakt, diende ik eerst in de ziektewet te komen en een plan van aanpak te worden opgesteld om mij weer gezond te maken. Pas nadat ik voldoende hersteld was verklaard, zou het arbeidsconflict kunnen worden aangepakt.
  2. Het mag duidelijk zijn, dat zowel Werkgever B als de bedrijfsarts alle mogelijke moeite hadden ondernomen om mij niet alleen onder druk te zetten, maar mij tevens zo onwetend te houden over mijn rechten en de verplichtingen van zowel de bedrijfsarts als de werkgever en de te volgen procedures.
  3. Aan de hand van de medische rapportage is duidelijk te zien dat Mevrouw Kalteren haar rapportage onzorgvuldig en onvolledig had opgesteld. Alleen al aan deze rapportage is te zien dat mevrouw Kalteren niet transparant en duidelijk was geweest. Verder heeft mevrouw Kalteren gedurende deze procedure laten zien, dat zij gewetenloos manipuleert en leugens verkondigt. Mevrouw Kalteren probeert met het verkondigen van leugens zaken recht te praten, die zij zelf krom had gemaakt ten gevolge van haar onzorgvuldige en corrupte karakter. Daarbij probeert zij tevens telkens haar verantwoording op mij of een derde partij af te schuiven. Mevrouw Kalteren had mij destijds met voorbedachten rade geschikt bevonden voor mijn eigen werk terwijl ik ziek en overspannen was. Mevrouw Kalteren had mij met voorbedachten rade terug mijn arbeidsconflict ingestuurd, wetende dat haar actie hoogstwaarschijnlijk mijn baan zou kosten.

MIJN DEFINITIEVE KLACHTEN:

Omdat ik gedurende deze procedure zaken heb ontdekt waarover Werkgever B en mevrouw Kalteren mij graag onwetend hadden willen houden, maar toch nieuwe inzichten heb verkregen, heb ik wederom mijn klachten aangepast. Mijn klachten zijn geworden:

  1. Mevrouw Kalteren was niet geïnteresseerd in mijn gezondheid.
  2. Mevrouw Kalteren had bij mij geen serieus onderzoek gedaan naar mijn gezondheid.
  3. Mevrouw Kalteren had niet subjectief mogen vaststellen in hoeverre ik ziek en overspannen was.
  4. Mevrouw Kalteren had mij geen uitkomst van haar diagnose gegeven. (die had zij niet)
  5. Mevrouw Kaltern is in gebreke gebleven door niet de Lesa richtlijn of een andere richtlijn voor overspanning/burnout toe te passen.
  6. Mevrouw Kalteren had verwijtbaar foutief vastgesteld, dat ik geschikt was voor mijn eigen werk.
  7. Mevrouw Kalteren had met opzet foutief vastgesteld, dat ik geschikt was voor mijn eigen werk.

Bij mijn onderstaande klachten 8 tot en met 15 heb ik niet meegenomen, dat ik in eerste instantie in de ziektewet had moeten komen en ik pas weer het arbeidsconflict kon oppakken, wanneer ik door een kundige en integere bedrijfsarts voldoende hersteld was verklaard, zodat ik weer geschikt zou zijn voor mijn eigen werk.

  1. Mevrouw Kalteren had bij mij niet voldoende geïnformeerd over de oorzaken van mijn arbeidsconflict.
  2. Mevrouw Kalteren had verzuimd mij te informeren over de richtlijn STECR.
  3. Mevrouw Kalteren had verzuimd op een correcte wijze de richtlijn STECR toe te passen.
  4. Mevrouw Kalteren had met opzet mij niet geïnformeerd over de richtlijn STECR.
  5. Mevrouw Kalteren had met opzet niet op een correcte wijze de richtlijn STECR toegepast.
  6. Mevrouw Kalteren had mij gezien de ernst van het arbeidsconflict niet aan het werk mogen laten gaan, zonder eerst te bepalen hoe het arbeidsconflict volgens haar diende te worden aangepakt.
  7. Mevrouw Kalteren is er mede verantwoordelijk voor, dat ik onder zware druk, dwaling en misleiding door wilsgebrek mijn vaststellingsovereenkomst had getekend. (De eerste verantwoordelijke is volgens de wet de werkgever.)
  8. Mevrouw Kalteren heeft met opzet niet in het belang van de patiënt gehandeld, maar volledig in het belang van de opdrachtgever.

BEWIJS DAT IK REEDS ZIEK WAS BIJ HET BEËINDIGEN VAN MIJN ARBEIDSCONTRACT

Tenslotte heb ik in de bijlage het medisch dossier van mijn huisarts gevoegd met de envelop waarin het mij is overhandigd. Te zien is dat ik op 30 juli 2012 mijn huisarts (wegens vakantie was mevrouw Spekhorst plaatsvervangend huisarts) had bezocht wegens lichamelijke en psychische klachten ten gevolge van het arbeidsconflict. Helaas kwam het er op neer dat zij mij vertelde dat zij daar niets aan kon doen, omdat zij daar niet over ging. In het dossier staat geschreven: “…spanningen zijn merkbaar…”

Op 15 januari 2013 had ik wederom mijn huisarts bezocht en werd mij geadviseerd naar een psycholoog te gaan. Hiervan had ik geen gebruik gemaakt, omdat dit mosterd was na de maaltijd en een psycholoog ook niets kon doen aan de diverse lichamelijke klachten die ik had, waarvan ik niet de kans kreeg deze aan mijn huisarts te vertellen.

Dat mevrouw Kalteren beweert dat ik bij haar spreekuurbezoek niet overspannen was, staat haaks op de constateringen van de beide huisartsen.

René Mäkel

Arnhem, 21 januari 2016