bijlage: DUPLIEK Kalteren

Deventer, 13 januari 2016

Geachte mevrouw Gerrits,

Mijn dank voor uw brief van 17 december 2015 met daarbij een kopie van het verweer in repliek met bijlagen die de heer Mäkel heeft ingestuurd naar aanleiding van mijn reactie op zijn klachtbrief.

In mijn verweerschrift ben ik al uitgebreid ingegaan op het (éénmalige) contact dat ik met de heer Mäkel heb gehad tijdens het spreekuur op 7 augustus 2012. Hierbij heb ik mijn visie op de gebeurtenissen gegeven en ben ik ingegaan op de zes klachten die hij in zijn klaagschrift heeft verwoord.

Contact werkgever

In zijn repliek haalt de heer Mäkel een aantal situaties en gebeurtenissen aan die vooral betrekking hebben op de relatie met zijn voormalig werkgever, Werkgever B, en waar ik zelf niet bij betrokken ben geweest noch eerder kennis van heb genomen. Hoewel deze gebeurtenissen kennelijk zeer ingrijpend zijn geweest voor de heer Mäkel, zoals uit zijn repliek wel blijkt, en voor hem grote betekenis hebben, ben ik van mening dat deze gebeurtenissen niet relevant zijn in het kader van deze klachtenprocedure. Ik zal daar dan ook niet verder op in gaan.

Ik heb de e-mails die de heer Mäkel als bijlage 3 heeft overgelegd, nooit eerder gezien of ontvangen. De inhoud van deze e-mails hebben dan ook geen rol gespeeld bij mijn beoordeling dat de klachten die de heer Mäkel had niet leiden tot arbeidsongeschiktheid in de zin van de wet. De veronderstelling van de heer Mäkel dat ik, al dan niet op verzoek van de werkgever, doelbewust heb aangestuurd op een herstelmelding is dan ook volstrekt onterecht.

Ik zal in mijn dupliek dan ook enkel ingaan op punten of onderdelen uit het repliek van de heer Mäkel die naar mijn mening van belang zijn in het kader van onderhavige klachtenprocedure.

Algemeen

De heer Mäkel geeft in zijn repliek aan dat hij niet uit is op een welles-nietesdiscussie. Dat geldt uiteraard ook voor mij. Ik kan slechts constateren dat de heer Mäkel een andere herinnering heeft van ons eenmalige contact tijdens het spreekuur van 7 augustus 2012 dan dat ik heb en wat uit het medisch dossier blijkt.

Zo geeft de heer Mäkel aan dat het spreekuurcontact slechts 3 minuten zou hebben geduurd. Naar mijn mening is dit feitelijk niet juist, al kan ik niet uitsluiten dat dit misschien wel zo voor de heer Mäkel heeft gevoeld. Tijdsbeleving is immers heel persoonlijk. Uit mijn agenda en ook uit mijn aantekeningen blijkt dat het spreekuur een half uur in beslag heeft genomen, dat is ook de tijd waarvan contractueel is vastgelegd dat een spreekuur minimaal duurt. Het houden van een (goed en zorgvuldig) spreekuurcontact dat slechts enkele minuten duurt is niet alleen onmogelijk maar biedt voor mij als bedrijfsarts ook onvoldoende tijd om een tot een juiste beoordeling te kunnen komen.

Ik ben het eveneens met de heer Mäkel oneens dat ik mijn oordeel niet al met hem heb besproken tijdens het spreekuur of dat ik mijn rapportage niet aan hem zou hebben gestuurd. De heer Mäkel heeft de terugkoppeling per email via de casemanager, mevrouw Tineke Schaap van De Verzuimoplosser, ontvangen. Zo nodig kan zij dit onder ede verklaren. Eén van de klachten van de heer Mäkel is overigens dat mijn terugkoppeling naar aanleiding van het spreekuur geen bevindingen over zijn gezondheid bevat waaruit wel blijkt dat hij mijn terugkoppeling wel degelijk heeft ontvangen.

Voicemailbericht

De heer Mäkel heeft in zijn verweerschrift het bericht op zijn voicemail uitgeschreven dat ik op vrijdag 6 november 2015 heb ingesproken. In de laatste alinea van mijn verweerschrift heb ik al aangegeven dat ik na ontvangst van zijn klaagschrift heb geprobeerd om met hem in contact te komen om over zijn klacht te spreken en dat ik, toen ik hem niet persoonlijk te pakken kreeg, zijn voicemail heb ingesproken. Hoewel ik de toegevoegde waarde van de tekst van het voicemailbericht niet kan plaatsen in het kader van de klachten van de heer Mäkel en ik mij ook niet kan herinneren of ik dit zo letterlijk heb gezegd, is de strekking van de tekst van dit voicemailbericht wel zoals ik het heb bedoeld. ik ben bovendien van mening dat ik, door naar aanleiding van de klacht persoonlijk contact met de heer Mäkel op te nemen, heb gehandeld zoals een goed bedrijfsarts betaamd.

Informatie medisch dossier

De heer Mäkel geeft aan dat het medisch dossier informatie bevat die ik niet van hem heb gekregen en die ik zou hebben gehaald uit de rapporten van de verzekeringsarts van het UWV, de heer R. Jansen. Het is mij niet duidelijk op welke informatie de heer Mäkel doelt, maar ten tijde van het spreekuur op 7 augustus 2012 was de heer Jansen nog niet in beeld en is het dus onmogelijk dat ik informatie van hem in het medisch dossier heb opgenomen. Dat is dus niet juist en feitelijk onmogelijk. lk heb overigens nooit contact gehad met de heer Jansen over de heer Mäkel, mede doordat er geruime tijd (anderhalfjaar) zit tussen het spreekuur waarop ik de heer Mäkel heb gezien en de beoordeling van de heer Jansen.

Uit de reactie van de heer Mäkel in repliek blijkt dat hij mij grotendeels verantwoordelijk houdt voor de gebeurtenissen nadat hij op 7 augustus 2012 mijn spreekuur heeft bezocht. Na het spreekuurcontact heb ik geen contact meer gehad met de heer Mäkel of met zijn voormalig werkgever over de betreffende situatie en ben ik ervan uitgegaan dat werkgever en werknemer het conflict samen hadden opgelost. Er was ook geen aanleiding voor nader contact aangezien de heer Mäkel naar mijn mening arbeidsongeschikt was en mijn begeleiding beëindigd was.

Ik betreur het dat de heer Mäkel met een vervelend gevoel terugkijkt op de afgelopen jaren maar blijf van mening dat ik daar niet verantwoordelijk voor ben. Ik voel mij daarin gesteund door het feit dat een groot deel van de reactie in repliek gaat over de wijze waarop zijn voormalig werkgever met hem omgegaan is zonder dat ik daarbij betrokken ben geweest of anderszins een rol heb gespeeld.

STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten

Aan het eind van zijn reactie in repliek gaat de heer Mäkel uitgebreid in op de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten. Als ik het goed begrijp is zijn stelling dat ik de Werkwijzer niet op juiste wijze heb toegepast. Naar mijn mening is dit een nieuwe klacht die hij niet eerder naar voren heeft gebracht. Ondanks dat ik van mening ben dat deze nieuwe klacht geen onderdeel uitmaakt van deze procedure wil ik hier toch kort even op reageren.

Tijdens spreekuren, waarbij sprake is van een arbeidsconflict en waarbij ik de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten toepas, informeer ik de werknemer altijd over het doel en de strekking van de Werkwijzer en de rechten en plichten die hieruit voortvloeien. Mogelijkerwijs heb ik de naam “STECR” niet letterlijk genoemd maar uit mijn aantekeningen blijkt dat ik de heer Mäkel wel degelijk heb geïnformeerd over het feit dat ik zijn klachten niet vond leiden tot beperkingen waardoor hij ook niet arbeidsongeschikt was.

Ten tijde van het spreekuur had STECR de vijfde versie van de Werkwijzer Arbeidsconflicten uitgebracht. Deze Werkwijzer, die geen formele richtlijn is, geeft aan bedrijfsartsen handvatten hoe zij dienen om te gaan met ziekmeldingen die het gevolg kunnen zijn of verband houdende met een arbeidsconflict. Op basis van de anamnese die in de Werkwijzer is opgenomen dien ik als bedrijfsarts te beoordelen of een medewerker reële klachten heeft en of deze klachten zodanige beperkingen met zich meebrengt dat deze leiden tot arbeidsongeschiktheid. Indien dat het geval is, dient de betreffende medewerker begeleid te worden conform de Wet Verbetering Poortwachter. Indien in de betreffende situatie tevens sprake is van een arbeidsconflict, dan schrijft de Werkwijzer voor dat ik als bedrijfsarts tevens een advies dien te geven over de aanpak en eventuele oplossing van dat arbeidsconflict.

Tijdens het spreekuur heb ik geoordeeld dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid maar wel van een arbeidsconflict en heb de heer Mäkel geadviseerd om over de ontstaande situatie met zijn werkgever in gesprek te gaan, al dan niet met behulp van een onafhankelijke derde. Ik doe dat altijd in dit soort situaties. Uit de terugkoppeling en uit het medisch dossier en mijn aantekeningen blijkt ook dat ik dit met de heer Mäkel heb besproken. Zijn herinnering is kennelijk anders maar dat betekent niet dat het niet besproken is.

Overigens neem ik thans in terugkoppelingen waarbij sprake is van een arbeidsconflict een uitgebreidere tekst op met daarin een advies aan werkgever en werknemer omtrent de mogelijke oplossing voor het arbeidsconflict. Wellicht was het beter geweest om destijds in 2012 dit ook al op te nemen maar naar mijn mening betekent het feit dat ik dit niet heb gedaan niet dat ik daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heb gehandeld. Daarbij geeft de heer Mäkel ook zelf aan dat hij destijds werd bijgestaan door een advocaat die hem, zoals hij aangeeft, niet heeft geïnformeerd over de inhoud van de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten.

Slotwoord

Tot slot wil ik nog het volgende opmerken. Het verweer in repliek van de heer Mäkel roept het beeld op van iemand die zich onjuist bejegend voelt door, met name, zijn voormalige werkgever en grote woede koestert tegen iedereen die hij daarbij op zijn weg is tegengekomen. Zo geeft de heer Mäkel aan dat hij met vijf bedrijfsartsen te maken heeft gehad waarvan slechts één bedrijfsarts integer zou zijn geweest. Tevens merkt hij op dat hij meerdere tuchtrechtelijke procedures heeft aangespannen. Tegelijkertijd geeft hij aan geen behoefte te hebben aan een gesprek met mij en, zo neem ik aan, met andere betrokkenen over zijn gevoel en ervaringen. lk vind dat jammer omdat ik zelf van mening ben dat je juist in dit soort situaties de communicatie en de dialoog open moet houden omdat dat de enige manier is om tot een oplossing te komen.

Ik respecteer de gevoelens van de heer Mäkel en zijn visie op de gebeurtenissen in de afgelopen jaren, maar ben en blijf van mening dat ik naar eer en geweten heb gehandeld en daarbij als een redelijk handelend en bekwaam bedrijfsarts heb opgetreden. Met de kennis van nu had ik in een vroeger stadium contact opgenomen met de heer Mäkel als ik eerder had geweten over zijn onvrede, maar dat is helaas niet het geval geweest. Zoals u hebt kunnen zien heb ik, nadat de klacht is ingediend bij Uw Tuchtcollege, direct contact gezocht met de heer Mäkel om alsnog met hem hierover te praten maar helaas is hij daar niet toe bereid. Ik heb dan ook niet de indruk dat ik de heer Mäkel nog kan overtuigen van het feit dat ik de tuchtrechtelijke norm niet heb overtreden maar hoop dat uw Tuchtcollege dit wel met mij eens is.

Voor het overige denk ik niet dat het zinvol is om op alle andere punten en argumenten van de heer Mäkel in te gaan, dit voegt namelijk niets toe ten aanzien van de klachten die hij in zijn klaagschrift heeft opgenomen. Mocht Uw Tuchtcollege echter wel behoefte hebben aan nadere informatie, dan ben ik daartoe vanzelfsprekend bereid die te verstrekken.

In vertrouwen u voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groet,

T.M. Kalteren