BELANGRIJKE CITATEN UIT RICHTLIJNEN

Vanzelfsprekend kunnen aan dit overzicht geen rechten worden ontleend.

Bedrijfs- en verzekeringsartsen hebben met de patiënt geen behandelovereenkomst, zoals is vastgelegd in de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO). Wel mogen ze doorverwijzen naar een specialist, maar doen er verstandig aan hierbij te overleggen met de huisarts.

BEDRIJFSARTSEN

Bedrijfsartsen hebben een adviserende rol. Voor bedrijfsartsen zijn de te volgen richtlijnen te vinden op de website van de NVAB:

http://www.nvab-online.nl/richtlijnen/richtlijnen-nvab

In augustus 2017 was op de website van het NVAB bij de genoemde richtlijnen NIET vermeld het Standpunt ‘Claimbeoordeling’ uit juni 2005, terwijl dit wel degelijk een belangrijk document is. Tevens valt op dat de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten (versie 6) niet is vermeld, terwijl deze was geïntroduceerd in 2014. Dit heeft te maken met, dat de NVAB inhoudelijk niet tevreden was over deze werkwijzer. Na overleg is middels een “Gezamenlijke verklaring NVAB en STECR” van 18 november 2015 besloten de werkwijzer wel te gebruiken, maar dan wel met enkele aanvullingen, zoals deze in de gezamenlijke verklaring werden gegeven. Twee belangrijke citaten uit deze verklaring zijn:

Citaat 1

Samenvattend kunnen we zeggen dat de bedrijfsarts op grond van diens medische deskundigheid de rol van probleembeoordelaar heeft, zowel ten aanzien van de medische belastbaarheid van de werknemer als ten aanzien van andere (medische) omstandigheden, die voor een werkgever niet altijd goed te duiden zijn.

Bovenstaand citaat maakt duidelijk, dat de bedrijfsarts ook de rol van een probleembeoordelaar moet vervullen bij omstandigheden die niet van medische aard zijn.

Citaat 2

Wat is de rol van de bedrijfsarts in de sociaal-medische begeleiding? {…}

  • het wijzen op c.q. aanspreken op verantwoordelijkheden, zowel richting patiënt/werknemer als richting werkgever.

VERZEKERINGSARTSEN

Voor verzekeringsartsen zijn de te volgen richtlijnen te vinden op de website van de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde: http://www.nvvg.nl/kwaliteit/richtlijnen/

 Citaten uit: “Medisch arbeidsongeschiktheidscriterium”, 1996:

Citaat 3

Arbeidsongeschiktheid impliceert dat een cliënt zijn normale arbeid niet kan of niet mág verrichten. Een cliënt die gewoon in zijn werk functioneert kan kennelijk verdienen, ook al heeft hij ziekten of gebreken. Er bestaat geen ongeschiktheid en dus geen schade in de zin van de wettelijke voorwaarden. Een uitzondering is degeen die tot schade van zijn gezondheid arbeid zou verrichten, daar is sprake van niet met arbeid mógen verdienen.

De laatste zin van bovenstaand citaat gaat over “situatieve arbeidsongeschiktheid”. Dit betekent, dat een werknemer schade aan zijn gezondheid zou ondervinden als hij aan het werk zou gaan. In een dergelijk geval moet de bedrijfsarts de werknemer beschermen en arbeidsongeschikt verklaren (niet geschikt voor het eigen werk). Zie tevens citaat 6.

Citaat 4

Het behandelen van sociale problemen alsof het gevolgen van ziekte zijn terwijl dat niet zo is, leidt tot stigmatisering en medicalisering. De verzekeringsarts mag daar niet aan meewerken, ook niet als dat wel in het sociale of materiële belang van de cliënt of diens werkgever zou zijn. In deze situaties legt de verzekeringsarts zijn conclusies aan de cliënt uit. De argumenten van de verzekeringsarts zullen beter overtuigen, naarmate hij beter in staat is een duidelijke hypothese aangaande de in het geding zijnde redenen naar voren te brengen.

Citaat 5

Als er tegenspraak blijft tussen waarnemingen wordt de cliënt in de gelegenheid gesteld zijn mening dienaangaande te geven. Dat stelt hem in staat waarnemingen van de verzekeringsarts – inclusief zijn eigen mededelingen – toe te lichten of te corrigeren.

Objectiviteit is dus geoperationaliseerd in controleerbaarheid, reproduceerbaarheid en consistentie.

Citaat 6

Vanwege overwegend gezondheidskundige redenen kan belasting met arbeid af te raden zijn, hoewel de cliënt formeel gesproken niet arbeidsongeschikt is. {…} Het kan ook gebeuren wanneer bepaalde arbeidsomstandigheden een direct gevaar voor de gezondheid vormen. Als het zeer waarschijnlijk is dat werkhervatting op korte termijn zal leiden tot schade aan de gezondheid dan is ongeschiktheid voor dat werk aan te nemen. De cliënt kán wel werken, maar mág het niet.

Zie tevens citaat 3.

Citaten uit: “Rapportageprotocol verzekeringsgeneeskunde”, 1999:

Citaat 7

Een rapportage conform het protocol is destijds ook door een werkgroep van voorzitters van Arrondissementsrechtbanken aanvaard als een adequate verantwoording van de verzekeringsgeneeskundige motivering.

Bij het door de verzekeringsarts uitgevoerde second opinion / deskundigenoordeel moet de rapportage (ook: terugkoppeling / verzekeringsgeneeskundige rapportage) een adequate verantwoording bevatten.

Citaat 8

Er zijn verschillende betrokkenen die aan een rapportage behoefte hebben. Allereerst de cliënt zelf om na te gaan waarop de mate van arbeidsongeschiktheid is gebaseerd. Maar ook de verzekeringsarts, omdat hij daarmee zijn beoordeling voor zichzelf, zijn opvolger of zijn waarnemer reproduceerbaar maakt. Andere deskundigen als de arbeidsdeskundige, de arbeidsbemiddelaar en de jurist die de formele beslissing opstelt, zullen hun oordeel ook in belangrijke mate moeten kunnen baseren op de verzekeringsgeneeskundige beoordeling, inclusief de daarbij behorende overwegingen. Ook bij de behandeling van bezwaarschriften en in beroepsprocedures waarin de verzekeringsgeneeskundige motivering ter discussie staat, is de rapportage het centrale document.

Citaat 9

De rapportage omvat een motivering van de beoordeling wat een cliënt nog moet kunnen en niet van wat de cliënt mankeert. Dus hoeven allerlei bevindingen bij medisch onderzoek alleen weergegeven te worden voorzover ze bijdragen aan de beoordeling van de mogelijkheden om te functioneren. In dat geval volstaat doorgaans een globale weergave in algemene termen. De relatie tussen bepaalde bevindingen en het functioneren heeft zelden een heel specifiek karakter doordat allerlei andere factoren meespelen. Inhoudelijk bestaat er dus geen noodzaak de rapportage te schrijven als het verslag van een medisch onderzoek.

De gebruikers van de rapportage zijn meestal niet medisch geschoold. Dit impliceert dan ook dat de verzekeringsarts de rapportage zoveel mogelijk in gebruikelijk Nederlands formuleert. Waar mogelijk vermijdt hij het gebruik van technische termen of medisch jargon voorzover dat niet is ingeburgerd in algemeen taalgebruik.

Citaat 10, artikel 457, lid1, WGBO:

Onverminderd het in artikel 448 lid 3, tweede volzin, bepaalde draagt de hulpverlener zorg, dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 454, worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt. Indien verstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander niet wordt geschaad. De verstrekking kan geschieden zonder inachtneming van de beperkingen, bedoeld in de voorgaande volzinnen, indien het bij of krachtens de wet bepaalde daartoe verplicht.

Citaat 11

De uitgebreidheid van de rapportage hangt af van de situatie. Als die met een enkel gegeven heel duidelijk geschetst is, kan de rapportage summier blijven. Maar in geval van dreigende of feitelijke geschillen moet de rapportage en met name de motivering vaak behoorlijk uitgebreid zijn. De verzekeringsgeneeskundige rapportage bevat dus die gegevens die de motivering en conclusie inzichtelijk en plausibel maken.

Citaat 12

Een enkele keer kan het vóórkomen dat de verzekeringsarts feiten moet vermelden over de gezondheidstoestand van de cliënt die diep ingrijpen in diens persoonlijke levenssfeer en die, gezien het doel van de rapportage, zonder toestemming van de cliënt onder ogen van derden kunnen komen. Weliswaar hebben deze derden doorgaans uit hoofde van hun taak een geheimhoudingsplicht, maar het is voorstelbaar dat de cliënt bezwaren heeft tegen het vermelden van bepaalde gegevens. Soms kunnen dergelijke bezwaren door een andere formulering weggenomen worden. Het is in dergelijke situaties van belang dat de verzekeringsarts met de cliënt bespreekt wat hij wel of niet zal vermelden en in welke vorm. Uiteindelijk beslist de verzekeringsarts, waarbij richtinggevend is dat hij zijn beoordeling niet kan baseren op informatie die hij niet inhoudelijk vermeldt.

De wettelijke doorbreking van het beroepsgeheim beperkt zich in principe tot de gegevens die in de rapportage opgenomen zijn. De verzekeringsarts moet bij het opstellen van zijn rapportage telkens zorgvuldig afwegen welke gegevens voldoende relevantie bezitten om in de rapportage te vermelden. Wat relevant is, verschilt per situatie. Hiervoor zijn geen specifieke richtlijnen te geven. Het protocol geeft alleen een handvat voor enkele uitgangspunten. In individuele gevallen is het dus uiteindelijk aan het professionele oordeel van de verzekeringsarts om concreet te bepalen welke gegevens hij moet opnemen.

De informatie die niet direct relevant is voor de rapportage, moet onder het beheer van de verzekeringsarts blijven. Dit staat voorgeschreven in de standaard ‘Beheer gegevens vallend onder het medisch beroepsgeheim van de verzekeringsarts’ {M 98.23}. In deze standaard staat ook aangegeven wie onder welke voorwaarden over de rapportage kan beschikken.

Citaat 13

Voordat de verzekeringsarts een beslissing neemt, is het raadzaam de cliënt een afschrift van de rapportage te verstrekken als het aannemelijk is dat de cliënt hierdoor een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de beoordeling. Ook is dat raadzaam als de cliënt zelf aangeeft dat hij een dergelijke inzage vooraf op prijs stelt. Dit is met name van belang wanneer de beoordeling complex is of een potentiële bron van misverstanden vormt. De verzekeringsarts stelt de cliënt door inzage vooraf in de gelegenheid feitelijke onjuistheden te corrigeren en neemt eventueel wantrouwen zoveel mogelijk weg.

Citaat 14

In verreweg de meeste gevallen heeft de vraagstelling betrekking op de mogelijkheden van de cliënt om met zijn gezondheidsklachten te kunnen functioneren. Daarbij is de mening van de cliënt daarover volgens de richtlijn ‘Medisch arbeidsongeschiktheidscriterium’ {M 96.122} het te beoordelen uitgangspunt. Die moet dus altijd in de rapportage zijn terug te vinden.

Citaat 15

Op indicatie kan het relevant zijn daarnaast bepaalde onderwerpen verdergaand te beschrijven zoals bijzondere medische aspecten, de arbeidssituatie,…

Citaat 16

De verzekeringsarts baseert zijn argumentatie op de mening van de cliënt over diens mogelijkheden om te functioneren. Hij toetst die mening op zijn interne consistentie (voorkomen op alle levensterreinen) en externe consistentie (aannemelijk relatie met klachten van de cliënt, bevestiging door waarnemingen van anderen dan de cliënt zelf). Hij overweegt tevens wat de cliënt doet of gedaan heeft om van zijn klachten af te komen en zijn arbeidsrol te behouden of weer op te pakken, ook als de klachten een meer permanent karakter aangenomen hebben: het herstelgedrag. Op deze manier motiveert hij plausibele conclusies over de mogelijkheden en beperkingen die hij bij de cliënt aanwezig acht.

Het uitgangspunt hiervoor is de richtlijn ‘MAOC’ {M.96.122}. Daarna bespreekt hij alles met de cliënt en legt hij alles vast in de rapportage inclusief de reactie van de cliënt. Dit is vooral van belang als er sprake is van een mogelijk meningsverschil.

De verzekeringsarts concludeert op deze wijze tot bepaalde mogelijkheden en beperkingen die hij zo gedetailleerd mogelijk beschrijft. In controversiële situaties geeft hij aan, waarom hij aan bepaalde argumenten doorslaggevende betekenis heeft toegekend.

Gezien het bepaalde in de Algemene Wet Bestuursrecht moet de motivering van de verzekeringsarts zodanig volledig en voor de cliënt redelijkerwijs begrijpelijk zijn dat zij inzicht biedt in de gedachtegang van de verzekeringsarts.

Citaten uit:

Gedragscode voor verzekeringsartsen werkzaam voor de uitvoeringsinstellingen SV, 1997:

Citaat 17

De verzekeringsarts onthoudt zich van handelingen en uitspraken die buiten het verzekeringsgeneeskundig domein liggen.

Citaat 18

De verzekeringsarts is bereid zich over zijn gedrag en professioneel handelen te verantwoorden en richt zijn handelen daarop in.

Toelichting:

Hij verantwoordt zich door onder andere motivering en onderlinge toetsing naar cliënt, collega, opdrachtgever, maatschappij en rechter.

Citaat 19

De verzekeringsarts benadert de cliënt met algemeen gangbare voorkomendheid en respect, conform de wijze die voor iedere arts-patiënt relatie geldt.

Citaat 20

De verzekeringsarts geeft duidelijke informatie over zijn positie en bevoegdheden, het doel en de inrichting van de gevalsbehandeling, het daarmee gemoeide tijdsverloop, en mogelijke consequenties voor de cliënt.

Citaat 21

De verzekeringsarts respecteert de autonomie van de cliënt. Hij geeft hem voldoende ruimte om zijn problematiek toe te lichten, zelf keuzen te maken of beslissingen te nemen. Hij wijst de cliënt daarbij op eventuele consequenties.

Citaat 22

De verzekeringsarts respecteert de privacy en de geestelijke en lichamelijke integriteit van de cliënt door niet meer gegevens te verzamelen dan nodig is voor de beantwoording van de verzekeringsgeneeskundige vraagstelling.

Toelichting:

Sommige vragen en bepaalde onderzoeken kan de cliënt ervaren als een aantasting van zijn privacy en integriteit. Deze worden in principe nagelaten. Mocht zulks desondanks geïndiceerd zijn voor de beantwoording van de verzekeringsgeneeskundige vraagstelling, dan legt hij dit aan de cliënt uit. De indicatie voor zodanig onderzoek vermeldt hij in het dossier.

Citaat uit:

Gedragscode voor verzekeringsartsen werkzaam voor de uitvoeringsinstellingen SV

De verzekeringsarts accepteert het gebruik van door de cliënt meegenomen opname-apparatuur, tenzij hij van mening is dat beoordelingsgesprek en onderzoek daardoor onevenredig worden bemoeilijkt.