We waren inmiddels een jaar verder en het was begin 2007. Helaas bleek dat Theo nog altijd niets met mijn rapportage had ondernomen ten aanzien van de werkwijze op de tekenkamer. We hadden zelfs een cursus projectmanagement gevolgd en daarvoor had Theo zonder overleg twee projectleiders op de tekenkamer aangewezen. De twee “gelukkigen” bleken de twee jongste werknemers te zijn die Theo het makkelijkst kon “aansturen”, zoals hij dat wenste. Overigens veranderde er verder voor ons niets en het bleek in de praktijk meer een administratieve benoeming te zijn. Mijn collega’s en ik rommelden nog altijd op dezelfde manier aan bij het maken van onze tekeningen. Het klinkt ongelooflijk, maar wat betreft de ventilatie was er ook nog niets verbeterd. Bij Von Gahlen heerste nu eenmaal een dictatoriaal bewind. De mensen op de machtsposities deden gewoon waar zij zin in hadden en hadden weinig tot geen inlevingsvermogen met betrekking tot de arbeidsomstandigheden van hun personeel.
Het was rond deze tijd dat ik begon te begrijpen, waarom ik na een half jaar detachering niet bij Von Gahlen in dienst was gekomen, maar dat ik mijn arbeidscontract had gekregen onder een andere BV: Duinrand. Op deze manier zorgde de directie er voor, dat zij voor de wet niet verplicht waren een ondernemingsraad in het leven te roepen. Een ondernemingsraad bestond uit personeelsleden en behartigde de belangen van het personeel binnen het bedrijf. Werkoverleg of vergaderen kenden we op de tekenkamer ook niet. Theo delegeerde het werk en voor problemen diende je eveneens bij Theo te zijn. De directie had dan ook geen enkele notie van het reilen en zeilen op de tekenkamer.
Ergens begin 2007 kwam de algemeen directeur Henk Duiker naar mij toe met de vraag of ik voor hem een tekening wilde aanpassen. Hij gebruikte deze tekening om aan een potentiële klant duidelijk te maken hoe het product er uit zag. Eigenlijk had hij hiervoor naar Theo moeten stappen, omdat deze het werk onder het personeel op de tekenkamer verdeelde en hierbij de prioriteiten stelde. Omdat het een klein klusje betrof en er haast bij was geboden, had de algemeen directeur zelf het initiatief genomen. Op zijn verzoek had ik netjes de tekening aangepast en op eigen initiatief een extra afbeelding op de tekening geplaatst. Deze extra afbeelding kostte mij ongeveer een half uur extra werk, maar het maakte de tekening een stuk duidelijker.
Nadat de algemeen directeur de tekening in ontvangst had genomen en weg liep, kwam hij een paar minuten later weer terug. Hij bleek erg tevreden met deze extra afbeelding op de tekening en vroeg mij om drie andere tekeningen op dezelfde wijze aan te passen. Daarop antwoordde ik hem, dat ik dat wel wilde doen, maar dat Theo mij het werk aandroeg. Wanneer ik op eigen initiatief ander werk zou verrichten, kreeg ik het door Theo aangedragen werk niet op tijd af. Ik vroeg hem dit dan ook via Theo te doen. De algemeen directeur begreep dit en liep de tekenkamer uit. Een paar minuten later kwam Theo de tekenkamer binnen en liep direct naar mij toe met de mededeling dat hij van de algemeen directeur had vernomen, dat hij het niet goed vond dat ik op eigen initiatief een extra afbeelding op een tekening had gezet. Waaaat? Hoorde ik dat goed? Ik begon nu te begrijpen, dat Theo helemaal niet was geïnteresseerd in de wijze waarop op de tekenkamer werd gewerkt, maar dat hij alleen maar bezig was met behulp van leugens en bedrog zijn eigen positie veilig te stellen ten koste van alles en iedereen. Helaas ging dit vooral ten koste van de kwaliteit van het werk dat door de tekenkamer werd afgeleverd. Ik werd dan ook boos, want ik begreep vanaf dit moment dat hij nooit wat met mijn rapport zou doen en ons doelbewust liet aanmodderen. Luidkeels, zodat het hele kantoorgedeelte mij kon horen, antwoordde ik Theo dan ook, dat ik van de algemeen directeur heel andere signalen had gekregen en dat we dan maar even een bezoekje aan de algemeen directeur moesten brengen. Theo schrok zich een ongeluk en wilde natuurlijk niet met deze kwestie naar de algemeen directeur stappen en zei dan ook met veel handgebaren en paniek in zijn ogen: “Nee, nee, nee… het is goed zo!”
Ik drong nog even aan, maar ik realiseerde mij dat ik dan alleen naar de directeur zou moeten stappen en daarna met Theo een hoop gelazer zou krijgen. Ik besloot het er bij te laten, want mijn signaal naar Theo toe was duidelijk: ik was zijn gemanipuleer en leugens meer dan zat. Enkele collega’s hadden het schouwspel aanschouwd en hadden dus met eigen ogen gezien dat Theo de boel probeerde te bedriegen. Nadat Theo weg was vroeg ik dan ook om hun mening. Het bleek dat het hen duidelijk was dat Theo had gelogen, maar zij wisten verder niet wat zij er aan konden doen. Ik antwoordde hierop dat ik mijn rapportage van inmiddels een jaar geleden dan ook aan de directeur zou geven, omdat er anders nooit wat zou veranderen op de tekenkamer. Mijn collega’s betwijfelden of dit de goede manier was, maar op mijn vraag hoe het dan anders zou moeten, bleven zij mij het antwoord schuldig.
Nog diezelfde week stapte ik naar de algemeen directeur Henk Duiker met het rapport dat ik in mijn vrije tijd had geschreven. Op zijn kantoor overhandigde ik hem het rapport en maakte hem duidelijk waarom ik het rapport had geschreven. Omdat Theo dit rapport al een jaar onderin in zijn bureaulade had liggen, had ik dan ook besloten het aan Henk Duiker te overhandigen. Ik besloot mijn verhaal met de opmerking, dat ik Theo niet geschikt achtte in de functie van manager van de tekenkamer. Het antwoord van Henk Duiker was: “Wat moet ik dan met hem? Hij werkt hier al meer dan twintig jaar!”
Ik gaf hier geen antwoord op, want hij was immers de algemeen directeur, die zelf beslissingen over het invullen van functies diende te nemen. Daarop verliet ik de kamer.
Helaas kreeg ik enkele maanden later, in april 2007, weer last van RSI klachten in mijn beide onderarmen. Ik hoopte dat deze klachten weer zouden verdwijnen, indien ik zo rustig mogelijk aan probeerde te doen. Dit bleek jammer genoeg een onmogelijke opgave voor mij te zijn, omdat de chaos en de werkdruk op de tekenkamer nu eenmaal niet te ontlopen waren. In een paar dagen tijd voelde ik de spanning in mijn armen erger worden en kreeg op een gegeven moment op bepaalde plaatsen zelfs last van branderige pijn, die thuis aan bleef houden. Eind april meldde ik mij dan ook ziek. Vanwege de klachten in mijn onderarmen kon ik zelfs amper met een elektrische tandenborstel mijn tanden poetsen. Dit was weer een heel nieuwe ervaring voor mij.
Wat ook een nieuwe ervaring voor mij was, was dat Von Gahlen een bedrijfsarts inschakelde voor mijn RSI gerelateerde klachten. Deze bedrijfsarts was de heer Cees Everaert van de Arbo Unie BV. De diensten van deze firma werden dus door Von Gahlen betaald en indirect het salaris van deze bedrijfsarts dus ook. Vanaf 2002 was door de overheid de Wet verbetering poortwachter in werking gesteld. Dit betekende, dat de werkgever verantwoordelijk werd gesteld voor de ziekteverzuimbegeleiding en re-integratie van zieke werknemers. Bovendien diende de werkgever het salaris van de zieke werknemer het eerste jaar volledig te betalen. Voordat deze wet in werking werd gesteld, werd het salaris van de zieke werknemer uit een pot van de overheid betaald, zodat de werkgever niet werd gemotiveerd de werknemers gezond te houden of ze na ziekte zo snel mogelijk weer in dienst te nemen. In de rapportage van mijn eerste bezoek (23 april 2007) aan de bedrijfsarts, concludeerde deze dan ook onder meer om een werkplekonderzoek uit te voeren. Ik vond dit niet nodig, omdat eerder bij een collega ook al RSI gerelateerde klachten waren geconstateerd en de conclusie al was gemaakt, dat onze werkplekken niet voldeden aan de ARBO gestelde regelgeving. Van de vijf tekenaars/constructeurs op de tekenkamer, bleken er drie RSI gerelateerde klachten te hebben! Het was nu wachten op de aanschaf van geschikte bureaus en bureaustoelen. Ik had daarom voorgesteld dat een werkplekonderzoek dan ook pas van nut zou zijn, indien we de beschikking hadden gekregen over dit voor ons geschikte meubilair.
Op 1 mei 2007 werd ik thuis gebeld door Susan Boelens van de Arbo Unie. Deze dame hoorde mijn relaas aan en vond het nodig om mij per direct volledig arbeidsongeschikt te verklaren. In de door haar ondertekende brief gericht aan mij had zij geschreven:
Geachte heer Mäkel,
Op basis van ons gesprek op 01-05-2007 adviseer ik u en uw werkgever:
Betrokkene is volledig arbeidsongeschikt. Er is reeds een vervolgafspraak gemaakt bij de heer Everaert, bedrijfsarts.
Met vriendelijke groet,
S.L. Boelens
Arbo adviseur
Op maandag 7 mei werd ik door Theo gebeld of ik de volgende dag niet weer aan het werk wilde gaan, waarbij ik geen werkzaamheden achter een computer hoefde te verrichten. Hoewel ik het raar vond dat ik door Theo werd gebeld, stemde ik hiermee in. Destijds wist ik niet dat Von Gahlen dit niet aan mij had mogen vragen, omdat volgens de wet enkel de bedrijfsarts mocht beslissen of ik (gedeeltelijk) geschikt zou zijn om aan het werk te gaan of niet. Natuurlijk zou ik mij altijd beter kunnen melden, zodat ik ook weer aan het werk zou moeten gaan, maar dat had ik niet gedaan.
Op 9 mei 2007 bracht ik weer een bezoek aan de Cees Everaert, de bedrijfsarts. In zijn schriftelijke rapportage trok hij de conclusie, dat er nog altijd hinderlijke spanning in mijn armen aanwezig was, maar dat ik voor een periode aangepast werk zou kunnen doen. Tevens adviseerde hij behandeling van mijn klachten bij een instituut te Nijmegen. Ik vond dit vreemd en zou zelf liever zien, dat naar de oorzaak van mijn klachten zou worden gezocht. Voorkomen hielp naar mijn idee immers beter dan genezen. Bovendien zou genezing moeilijk of zelfs onmogelijk zijn, indien de oorzaken niet zouden worden weggenomen. Helaas reageerde de bedrijfsarts niet op mijn opmerkingen, ook al had ik diverse hints gegeven dat ik vermoedde dat wellicht aan het werk gerelateerde psychische spanningen ten grondslag lagen aan de oorzaken van mijn klachten. Wat ik helemaal vreemd vond, dat wanneer ik aankaartte dat zijn collega mij ruim een week eerder volledig arbeidsongeschikt had verklaard, hij volledig deze gebeurtenis eveneens negeerde! Blijkbaar deed de mening van deze arbo deskundige er niet toe en was zij ineens uit het beeld verdwenen! Ook had Cees Everaert geen enkele opmerking geplaatst over het feit dat ik door Von Gahlen was gevraagd om aangepast werk te doen en dat dit nooit had mogen gebeuren.
Op 22 mei 2007 bracht ik wederom een bezoek aan de bedrijfsarts van de Arbo Unie. Dit maal nam ik het initiatief in het gesprek. Hierbij uitte ik mijn frustraties ten aanzien van mijn werk en de wijze waarop de bedrijfsarts mij tot nu toe “geholpen” had, want hij hielp mij voor geen meter! In dit gesprek gaf ik ook nog maar eens aan, dat er voor de werknemers op de tekenkamer met klachten nog altijd geen geschikt meubilair was aangeschaft. Ook gaf ik aan, dat bij Von Gahlen het ziekteverzuimpercentage hoger lag dan gemiddeld en dat ik mij verbaasde over de passieve houding van de bedrijfsarts. Naar mijn idee was dit stof tot het schrijven van een uitgebreider spreekuurrapportage door de bedrijfsarts. Helaas mocht dit niet zo zijn. De complete tekst van het verslag van de bedrijfsarts was dan ook:
Geachte heer Mäkel,
“Op basis van ons gesprek op 22-05-2007 adviseer ik u en uw werkgever:
Er is in openheid gesproken over de verklaringen achter de klachten in de onderarmen.
Hierover en de vraag wat de beste wegen voor oplossingen zijn, neem ik contact op met dhr. Bleeker. Daarna plan ik een nieuwe afspraak.
Met vriendelijke groet,
C. Everaert
bedrijfsarts
Diegene die openheid wilde was ik, niet de bedrijfsarts! Hij hield zich zowel mondeling als schriftelijk in stilzwijgen. Dat de bedrijfsarts geen openheid wilde, valt af te leiden aan de inhoud van bovenstaande brief, want ik kan dit geen rapportage of terugkoppeling noemen. Blijkbaar steunde de bedrijfsarts het dictatoriale bewind dat bij Von Gahlen werd gevoerd, waarin het geven van openheid van zaken niet was gewenst.
Op 3 juli 2007 bracht ik wederom een bezoek aan de bedrijfsarts. Mijn klachten waren tot een dusdanig niveau afgenomen, dat het voor mij weer mogelijk was om voorzichtig en met beleid mijn reguliere werkzaamheden achter de pc te verrichten. Dat ik dit weer kon, had ik enkel aan mijzelf te danken. Ik had door middel van oefeningen, meditatie en wandelen geprobeerd mijn balans in mijn lichaam terug te vinden. Aan het einde van het gesprek kreeg ik de spreekuurrapportage van de bedrijfsarts overhandigd en viel het mij op dat er geen datum op stond per wanneer ik dan weer arbeidsgeschikt zou worden verklaard, terwijl ik overigens al enige dagen weer volledig met mijn oude werkzaamheden aan de gang was. Hierop griste de bedrijfsarts het zojuist aan mij overhandigde rapport uit mijn handen en krabbelde in een voor mij onleesbaar doktershandschrift een paar woorden op de spreekuurrapportage.
Achteraf gezien vond ik het heel vreemd, dat nergens in de aan mij verstrekte spreekuurrapportages/terugkoppelingen van de bedrijfsarts stond vermeld dat ik gedeeltelijk of geheel arbeidsongeschikt was en per wanneer ik volledig arbeidsgeschikt was verklaard, terwijl ik wel degelijk enkele dagen ziek thuis had gezeten. Het mij onthouden van informatie was helaas passend voor het dictatoriale bewind waaronder ik bij Von Gahlen mijn werk diende te verrichten.
Het was een beetje wennen, maar op 1 juni 2007 was zowaar de eerste vergadering voor de werknemers van de tekenkamer. Een belangrijk onderwerp was de ventilatie op de tekenkamer, want die was er nagenoeg niet! Ik probeerde dan ook altijd een deur open te houden naar een aangrenzend kantoor, waar wel ventilatie was. Verder waren twee ventilatieroosters boven de ramen aanwezig, maar dat was een druppel op een gloeiende plaat. Bovendien maakte het nogal uit wat voor een weer het buiten was. Wanneer het buiten waaide, was er natuurlijk meer luchtverversing, dan wanneer het buiten niet waaide. Zo keek mijn collega Robin uit op een voormalige deur naar buiten toe. Deze deur was ook dichtgeschroefd, maar onder de deur door bleek het te tochten. De afgelopen winter was er een koude periode met harde wind geweest, waardoor Robin regelmatig koude voeten kreeg wanneer de wind onder de deur door naar binnen waaide. Omdat dit bij hem overlast veroorzaakte, werd deze kier na verloop van tijd afgedicht. Hiermee werd tevens een van de “ventilatievoorzieningen” weggehaald en werd daarmee de luchtkwaliteit weer een stukje minder op de tekenkamer.
Zowel op 8 oktober en op 16 oktober werd achtereenvolgens een nieuwe collega bij ons op de tekenkamer geplaatst. Op het gedeelte van de tekenkamer waar ik mijn werkplek had, zaten hierdoor niet meer vier, maar zes werknemers. De tekenkamer bestond uit twee ruimtes met daartussen een brede open verbinding. In de gehele ruimte nam het aantal werknemers dus toe van acht naar tien. Deze toename was ook duidelijk aan de luchtkwaliteit te merken. Met uitzondering van de twee nieuwe collega’s, maakten we dan ook regelmatig opmerkingen over de slechte luchtkwaliteit. Verder dan dat wilden mijn collega’s niet gaan. De klacht lag toch immers al bij het management?
Vanaf de eerste dag dat de tweede collega naast mij op de tekenkamer kwam kreeg ik last van concentratiestoornissen en sufheid, die optraden en erger werden naarmate de dag verstreek. Omdat deze klachten zich nu dagelijks herhaalden en ik zelfs af en toe met hoofdpijn naar huis ging, was voor mij al snel de conclusie gemaakt dat mijn klachten te wijten waren aan de slechte luchtkwaliteit op de tekenkamer. Blijkbaar wilde het management niet begrijpen wat er aan de hand was en moest ik dus duidelijker zijn. Bovendien was mijn gezondheid mijn eerste prioriteit.
Op maandag 22 oktober 2007 had ik dan ook een e-mail gestuurd aan diverse leden van het management, waarin ik een ultimatum stelde om de luchtkwaliteit op de tekenkamer te verbeteren. Dit ultimatum liep af op woensdagochtend 31 oktober. Dat was een vergissing van mij, want ik had de aanstaande woensdag in mijn hoofd, dat op 24 oktober zou vallen. Die maandag en de volgende dag was ik na het einde van de werkdag met hevige hoofdpijn naar huis gegaan en bleef deze hoofdpijn aanhouden, totdat ik ’s avonds naar bed ging. Wat een idiote toestand! Varkens in een varkensstal hadden wel goede ventilatie! Maar ja, die konden niet praten of een e-mail sturen. Ik had dan ook verwacht dat ik na het versturen van mijn e-mail een reactie zou krijgen, want deze e-mail had ik aan maar liefst vier personen gestuurd. Bovendien had ik geconstateerd dat alle vier personen die dag op de zaak waren. Helaas! Zoals het in een dictatuur het er meestal aan toe ging, kreeg ik geen reactie.
Nadat ik twee dagen later woensdagochtend op mijn werk kwam en constateerde dat er nog altijd geen maatregelen waren getroffen, meldde ik mij dan ook direct ziek bij Theo. Ik vond dit gerechtvaardigd, want ik werd in de loop van de dag ook ziek van mijn werk! Achteraf was dit niet volgens het in mijn email gestelde ultimatum, maar wat maakte het uit. De knuppel was nu in het hoenderhok gegooid. Nadat ik weer thuis was, ging ik in de gouden gids op zoek naar het adres van de arbeidsinspectie. Deze bleek in Arnhem te zitten en ik besloot daar een bezoek te brengen en mijn probleem voor te leggen. Bij de arbeidsinspectie had ik een gesprek met de heer M. Kuiper. Van hem kreeg ik te horen, dat de arbeidsinspectie hier niet over ging. Ik vond dit nogal vreemd, want ik werd toch op mijn werkplek ziek? Wel adviseerde hij mij naar de Gemeente Zevenaar te stappen. De Gemeente had immers de verantwoording, dat gebouwen voldeden aan de wetgeving volgens het Bouwbesluit 2003. Hierin waren ook richtlijnen ten aanzien van de ventilatie opgenomen.
Na het verlaten van het kantoor van de arbeidsinspectie liep ik naar mijn fiets en ging mijn mobiele telefoon. Het bleek het zoontje van de directeur te zijn. Zijn naam was Jaap Duiker. Jaap werkte sinds enkele maanden in het bedrijf van zijn vader en hield zich bezig met financiële zaken. Ik was dan ook verbaasd, dat hij mij opbelde en niet zijn vader of de heer Tomesen, de technisch bedrijfsleider. Hij begon het telefoongesprek met de mededeling dat hij de wijze zoals ik mijn mail had opgesteld geen stijl vond en ook nog eens aan meerdere personen had gemaild. Hij vond dat ik er eerst over had moeten gaan praten. Volgens mij had ik dat al bijna twee jaar geprobeerd, maar het personeel werd bij von Gahlen niet gehoord, laat staan dat er naar werd geluisterd. Tevens sommeerde hij mij tot zes maal toe (ik had voor hem de tel bijgehouden tijdens het telefoongesprek) die middag weer aan het werk te gaan en dat wij er dan ook over zouden kunnen praten. Luisteren was blijkbaar erg lastig voor hem, want pas na die zes keer werd het hem duidelijk dat ik niet meer op mijn huidige werkplek aan het werk zou gaan, voordat er wat aan de ventilatie zou zijn verbeterd. Omdat hij die middag niet op de zaak was, hadden we de volgende ochtend om acht uur ‘s ochtends afgesproken een gesprek op de zaak te houden. Overigens had Jaap tijdens het telefoongesprek niet één maal naar mijn gezondheid gevraagd, terwijl ik mij nota bene ziek had gemeld.
Diezelfde ochtend had ik ook nog het Gemeentehuis van Zevenaar bezocht. Ik werd daar vriendelijk te woord gestaan door de heer Vosselman van de afdeling Handhaving. Ik had foto’s meegenomen en legde hem uit wat mijn probleem was. Hij begreep mijn probleem en zou zorgen dat een collega van hem een bezoek aan Von Gahlen zou brengen om het kantoor waar mijn werkplek was te inspecteren.
Op 25 oktober wachtte ik ‘s ochtends in de hal op Jaap. Jaap kwam meestal later op de zaak en ook deze ochtend, ook al hadden we om acht uur afgesproken. Dat was best hilarisch, want af en toe kwam er een collega bij mij zitten om te vragen wat er allemaal aan de hand was. Theo kwam op een gegeven moment met diezelfde vraag bij mij en vertelde mij dat het management hem niets vertelde. Mijn antwoord hierop was dan ook: “Welkom bij Von Gahlen!”, want in een dictatoriaal bewind hielden nu eenmaal de machthebbers de ondergeschikten zo onwetend mogelijk. Kennis was macht.
Ruim een uur later dan de afgesproken tijd, kwam uiteindelijk het gesprek met Jaap en een collega die zowel over personeelszaken ging als financiële zaken. Theo notuleerde bij het gesprek. De conclusie van het gesprek was heel simpel. Jaap gaf aan dat er momenteel geen geld was om ventilatie aan te brengen en dat het daarom nog wel drie tot vier maanden zou duren voordat de ventilatie op de tekenkamer zou worden aangepast. Bovendien moest ik weer aan het werk en mocht zo nu en dan buiten een frisse neus halen. Ik gaf aan dat ik wel wilde werken, maar dan op een plaats die voldeed aan de wettelijk gestelde eisen. Een luchtje scheppen had voor mij geen zin, want ik had al mogen ervaren dat het vergiftigen van mijn lichaam langzaam ging en dat ik dan tot ’s avonds laat last had van hoofdpijn, terwijl ik dan al uren in gezonde lucht aan het ademen was geweest. Ik wilde dus niet op mijn huidige werkplek aan het werk. Omdat ik mij ziek had gemeld, besloot men mij die middag naar de bedrijfsarts te sturen. Indien deze mij gezond zou verklaren, zou volgens Von Gahlen sprake kunnen zijn van werkweigering. Wat ik destijds niet wist, maar anno 2017 wel, dat de bedrijfsarts ook gaat over arbeidsconflicten. Veel werknemers die in een arbeidsconflict verzeild zijn geraakt, melden zich immers ziek. De bedrijfsarts heeft de taak dit arbeidsconflict te begeleiden en tevens de werknemer te beschermen indien een werkgever zich jegens deze werknemer misdraagt. Hierover later meer.
Die middag was ik voor de vijfde keer op bezoek bij de bedrijfsarts Cees Everaert. Hij hoorde mijn verhaal aan en schreef zoals de vorige keren meteen zijn rapportage/terugkoppeling. Hij overhandigde mij zijn rapportage en zei:
“Tja… Gelijk hebben is wat anders dan gelijk krijgen.”
Ik keek hem aan en ik zei niets. Ik was benieuwd naar wat hij nu weer had opgeschreven en begon te lezen.
Geachte heer Mäkel.
Op basis van ons gesprek op 03-07-2007 adviseer ik u en uw werkgever:
De heer Mäkel bezocht mijn spreekuur op verzoek van de werkgever. Hij heeft zich ziek gemeld met hoofdpijnklachten die hij toeschrijft aan onvoldoende kwaliteit van het binnenklimaat op de tekenkamer op het werk. Er is geen medische grond om te blijven verzuimen. Ik acht hem weer arbeidsongeschikt voor het eigen werk.
Indien de discussie rondom oorzaak, gevolg en oplossingen en het bijkomend gedrag zich verscherpen, kan een arbeidsconflict ontstaan. Het is wellicht verstandig om in geval van escalatie mediation in te schakelen om verscherping van een conflict te voorkomen.
Met betrekking tot het binnenklimaat en mogelijke oplossingen kan de arbeidshygiënist van de Arbo Unie onderzoek uitvoeren en advies uitbrengen. Een eerste bijdrage kan zijn om de printer (midden volume begrijp ik) van de tekenkamer naar de gang te verplaatsen.
Met vriendelijke groet,
C.Everaert
Bedrijfsarts
Onderaan de brief stond nog wat geschreven in kleine lettertjes:
Indien u en uw werkgever het niet met elkaar eens zijn over de mate van uw arbeidsongeschiktheid, kunt u een deskundigenoordeel aanvragen bij UWV. Licht uw werkgever hier snel over in.
De bedrijfsarts nam mijn klachten dus niet echt serieus! Indien hij mijn klachten wel serieus had genomen, dan had hij gesteld dat er eerst een onderzoek naar de luchtkwaliteit op mijn werkplek zou worden uitgevoerd alvorens ik op mijn huidige werkplek weer aan het werk zou moeten gaan. Wat had ik bovendien aan mediation als mijn werkplek mij ziek maakte? Ik wilde gewoon schone lucht, waar ik volgens de wet recht op had! Overigens was er al een ernstig arbeidsconflict ontstaan, want ik weigerde immer onder de huidige omstandigheden mijn werk te hervatten. Dat volgens de bedrijfsarts een arbeidsconflict zou kunnen ontstaan, sloeg dan ook nergens op. Ik besloot dan ook een deskundigenoordeel (second opinion) aan te vragen bij het UWV.
Op vrijdagavond 26 oktober opende ik een e-mail van de algemeen directeur (Henk Duiker) waarin hij mij opriep om die maandag daarop op het werk te verschijnen. Tevens gaf hij aan dat Von Gahlen constateerde dat er sprake was van werkweigering en dat ik in ieder geval vanaf 26 oktober geen aanspraak meer had op salaris. Het was voor mij duidelijk geworden, dat Von Gahlen mij enkel naar de bedrijfsarts van de Arbo Unie had gestuurd, zodat Von Gahlen zwart op wit had staan dat er voor mij geen enkele reden was om niet aan het werk te gaan. Het doel van mijn bezoek aan de bedrijfsarts was, dat mij werkweigering ten laste kon worden gelegd.
Op zondagavond 28 oktober had ik een e-mail teruggestuurd. Hierin gaf ik aan, dat er naar mijn mening geen sprake is was van werkweigering, maar dat ik niet op een werkplek geplaatst wilde worden, die niet voldeed aan de wettelijke eisen. Voorts gaf ik aan dat ik graag aan het werk wilde op een werkplek die mij niet ziek maakte en dat deze dus zou moeten voldoen aan de wettelijk gestelde arbeidsomstandigheden. Ook had ik aangegeven het niet eens te zijn met de bedrijfsarts Cees Everaert van de Arbo Unie en ik daarom een deskundigenoordeel had aangevraagd bij het UWV.
Op maandag 29 oktober verscheen ik om acht uur ‘s ochtends op mijn werk en nam plaats in de hal bij de hoofdingang. Na enige tijd kwam Jaap naar mij toe en sommeerde mij aan het werk te gaan op mijn bestaande werkplek. Het werd een beetje eentonig, maar ik gaf wederom aan dat ik wel aan het werk wilde, maar niet op een werkplek waar ik ziek zou worden en dat deze werkplek dus diende te voldoen aan de wettelijke eisen. Mijn huidige werkplek voldeed hieraan niet. Ik vroeg hierbij Jaap tevens om een andere en geschikte werkplek, maar die weigerde Jaap mij. Ik gaf hierop aan, dat wanneer ik geen geschikte werkplek aangeboden zou krijgen, dat ik dan vervolgens het pand zou verlaten. Omdat niet aan mijn verzoek werd voldaan, ging ik dan ook weer naar huis. Daar was wel frisse lucht en had ik geen last van de ziekmakende sfeer. Dit hele verhaal ging mij immers niet in de koude kleren zitten.
Hoe zou dit spel gaan aflopen? In dit land vol met regels, wetten, procedures, gedragscodes, adviseurs, deskundigen en nog veel meer, had ik een werkgever, die hier maling aan had. Bovendien nam deze werkgever mijn klachten niet serieus. Ik was benieuwd hoe lang het zou duren, voordat het UWV in actie zou komen, waar ik een deskundigenoordeel had aangevraagd.
Op 7 november ontving ik een brief van het UWV. In deze brief gaf het UWV aan mijn aanvraag voor een deskundigenoordeel niet in behandeling te nemen, omdat volgens het UWV zowel de werkgever als de werknemer het eens waren over mijn geschiktheid voor mijn werk. Dat was helemaal niet waar! Omdat ik destijds niet op de hoogte was van de rol van de bedrijfsarts bij een arbeidsconflict en de betreffende bedrijfsarts Cees Everaert mij zoveel mogelijk in het ongewisse had gelaten over zijn te vervullen rol bij mijn arbeidsconflict, wist ik niet precies was de kreet “geschikt voor het eigen werk” betekende. Ik vond het destijds zelfs vreemd dat ik naar een bedrijfsarts werd gestuurd, omdat ik immers niet ziek was. Ik kwam er pas jaren later achter, dat de bedrijfsarts de procesbegeleider is bij een arbeidsconflict. Overigens is dit ook logisch, daar de werknemer zich bij een arbeidsconflict dikwijls op een gegeven moment ziek meldt en vaak ook overspannen is geworden van een arbeidsconflict.
Ik kan echter wel begrijpen waarom het UWV mijn second opinion niet in behandeling had genomen. Voor de aanvraag van een “second opinion” of “deskundigenoordeel” diende ik een standaard formulier in te vullen. Dit standaard formulier sloot echter totaal niet aan bij mijn arbeidsconflict. Afgezien van het invullen van diverse personalia, werd er op het formulier uiteindelijk enkel gevraagd of ik, mijn werkgever en de arbodienst mij geschikt achtten om mijn “eigen werk” te doen. Wat het begrip “eigen werk” betekende, werd niet op het formulier van het UWV uitgelegd. Wel werd op het formulier melding gemaakt over een door de werkgever gemaakt plan van aanpak om de werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. Een plan van aanpak was in mijn geval bij Von Gahlen niet gemaakt en door de bedrijfsarts Cees Everaert ook niet op enige wijze aangehaald. Omdat ik mijn situatie veel complexer vond dan de gestelde vragen over “het eigen werk”, had ik het formulier niet gebruikt voor mijn aanvraag van een deskundigenoordeel. De relevante gegevens die op het formulier werden gevraagd had ik in mijn brief vermeld en vervolgens had ik mijn situatie uitgebreid omschreven. Inclusief bijlagen bevatte mijn brief 37 bladzijden. De essentie van mijn brief stond echter op de eerste bladzijde waarop inhoudelijk mijn brief begon. Midden op deze bladzijde had ik geschreven:
Ik bevind mij momenteel in een situatie waarbij ik weiger mijn werkzaamheden voort te zetten op mijn huidige werkplek onder de huidige omstandigheden, omdat de ruimte waarin ik deze werkzaamheden moet doen sinds korte tijd iedere dag in de loop van de dag een zeer slechte luchtkwaliteit krijgt door zeer gebrekkige ventilatie, waardoor ik hoofdpijnklachten ervaar. De werkgever wil op korte termijn niets aan de gebrekkige ventilatie doen en mij ook geen andere werkplek aanbieden op een beter geventileerd kantoor, terwijl dit naar mijn mening juist een makkelijke oplossing zou zijn. Ik zit nu thuis en mijn werkgever probeert mij werkweigering ten laste te leggen, terwijl ik juist probeer om niet ziek te worden, dat erg lastig is gegeven de omstandigheden waarin ik mij bevind.
Destijds wist ik niet dat een bedrijfsarts de taak had om te beoordelen of een werknemer “geschikt” zou zijn voor “het eigen werk”. Een werknemer kon immers ziek en/of onder behandeling zijn en toch geschikt zijn voor “het eigen werk”. Andersom kon ook het geval zijn, indien de werknemer niet ziek was en toch niet geschikt zou zijn voor zijn “eigen werk”. Een voorbeeld hiervan was een arbeidsconflict, een gevaarlijke situatie of ongezonde lucht op de werkplek. In bovenstaand citaat had ik duidelijk de situatie weergegeven waarin ik verzeild was geraakt en had het UWV kunnen zien dat ik mijzelf niet geschikt achtte voor “het eigen werk”. Blijkbaar was het maken van een dergelijke conclusie teveel gevraagd van de voornamelijk zielloze zombies die bij het UWV hun salaris uitbetaald krijgen. Overigens was ik al behoorlijk overspannen geworden door de situatie, maar daar werd met geen woord over gerept!
Mijn aanvraag voor een deskundigenoordeel was dus zonder pardon door het UWV afgewezen, zonder dat het UWV bij mij verder informatie had ingewonnen over de kwestie en of wellicht het UWV een rol van betekenis zou kunnen spelen. Ik was dan ook aan het bellen geslagen met het UWV en ik zal u verder de details besparen, maar na telefonisch diverse zombies werknemers van het UWV te hebben gesproken, werd mij geadviseerd nogmaals een deskundigenoordeel aan te vragen! Dit ging ik dan ook maar doen, want een andere optie kreeg ik niet. De hele procedure met doorlooptijden kon weer opnieuw beginnen… Het UWV dat prat gaat op zijn zogenaamde dienstverlening laat onder meer hiermee zien dat het een zielloos en meedogenloos gedrocht is. In plaats dat zij hun eigen fout corrigeerden, diende ik voor deze fout te boeten en mijn aanvraag weer opnieuw in te dienen! Het UWV komt in deze reeks artikelen nog verder aan bod. Eveneens zal op deze website enkele aparte artikelen aan de “dienstverlening” en het “functioneren” van het UWV worden gewijd.
Een dag eerder, op 6 november 2007, had ik van een collega telefonisch vernomen dat er metingen op de tekenkamer waren verricht ten aanzien van de luchtkwaliteit op de tekenkamer. Ik vond het nogal vreemd dat ik door de directie of de Arbo unie hiervan niet op de hoogte was gesteld. Maar ja, de werknemers bij Von Gahlen werkten nu eenmaal onder een dictatoriaal bewind, waarbij de werknemers zo min mogelijk informatie werd verschaft. Hoe kon men overigens de luchtkwaliteit op mijn werkplek meten, indien ik niet op mijn werkplek zat? Ik was zeer benieuwd naar de uitslag van het onderzoek!
Ik kreeg weer eens een brief van Von Gahlen. Ik werd nu door Jaap Duiker opgeroepen om maandag 12 november op het werk te verschijnen. Ik was benieuwd, want de meetresultaten met het verslag zouden nu wel bekend moeten zijn, ook al had Von Gahlen mij nog niets over dit werkplekonderzoek verteld. Die ochtend nam ik dan ook weer plaats in de hal bij de hoofdingang en wachtte geduldig op Jaap. Na binnenkomst van Jaap stelde hij mij voor aan Tessa van Enckevort, een nieuwe personeelsfunctionaris. Even later zaten we met z’n drieën in een kantoor met een gesloten deur. Jaap vertelde mij vervolgens dat ik op mijn bestaande werkplek aan het werk diende te gaan. Met groot sarcasme en een dosis theater vertelde hij er ook nog maar eens achteraan, dat mijn werkplek al die tijd voor mij klaarstond. Hierop antwoordde ik, dat ik niet op mijn bestaande werkplek aan het werk zou gaan, indien er geen verbeteringen waren uitgevoerd ten aanzien van de ventilatie. Het antwoord van Jaap hierop was:
“Je bent ontslagen!”
Wat? Ik was stomverbaasd! Er was nog met geen enkel woord over de metingen op de tekenkamer gerept! Dit was dictatuur van de hoogste orde! Ik vroeg dan ook:
“Ontslagen? Op staande voet?”
Jaap antwoordde met een grote grijns op zijn gezicht:
“Ja, op staande voet! Je ontvangt nog een brief van ons.”
Tessa zei eveneens met een glimlach:
“Je moet op zoek naar een advocaat.”
Zoals het een dictatuur betaamde, werd mij de reden van mijn ontslag niet verteld en kreeg ik te horen dat ik deze zou vernemen in een brief, die zij mij nog zouden sturen. Het was bizar. Ik ben vervolgens nog onder begeleiding van Theo naar mijn werkplek gegaan en heb daar wat persoonlijke spullen gepakt. Mijn radio mochten ze houden. Jaap stond met zijn triomfantelijke gezicht en zijn armen over elkaar mij op te wachten bij de uitgang. Ik verliet voor de laatste keer het gebouw van Von Gahlen.
Wat moest ik nu? Diende ik weer een rechtszaak te beginnen? Ik had nog geen enkele rapportage ontvangen. Het enige dat ik had waren de foto’s van de tekenkamer, die ik een keer ’s ochtends vroeg had gemaakt. Hierop waren de gebrekkige werkplekken te zien en de tralies voor de ramen.
De volgende dag ontving ik inderdaad een brief van Von Gahlen, waarin werd bevestigd dat ik per 12 november 2007 op staande voet was ontslagen. Ik was al aan het rondbellen geslagen om informatie in te winnen over wat mijn rechten en plichten waren. Ik dacht goed af te zijn, omdat ik via de OHRA bij DAS Rechtsbijstand was verzekerd. Helaas bleken ook hier geen mensen te werken, maar juristen. Nu wil ik niet iedere jurist over één kam scheren, maar beide juristen van DAS waar ik mee te maken kreeg lieten zien dat zij succesvol door het systeem waren geconditioneerd en daarmee hun menselijkheid hadden verloren. De advocate van DAS, mevrouw E.L.M. van Zuidam-Rombouts schreef mij per brief gedateerd op 15 november 2007 dat ik niet voor rechtsbijstand in aanmerking kwam, omdat ik drie maal werk had geweigerd. Volgens haar stond in de polisvoorwaarden:
In geen geval kunnen aan deze verzekering rechten worden ontleend met betrekking tot een voorval, waarbij de behoefte aan rechtsbijstand voor verzekerde het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of nalaten;
Volgens mevrouw E.L.M. van Zuidam-Rombouts had de bedrijfsarts gesteld dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid, zodat ik verplicht was gehoor te geven aan de oproep van mijn werkgever. Bovendien had het UWV mijn aanvraag voor een deskundigenoordeel afgewezen. Mevrouw E.L.M. van Zuidam-Rombouts vond dan ook dat ik stelselmatig mijn werk had geweigerd, zodat mijn werkgever gerechtigd was mij op staande voet te ontslaan.
Ik vond dat mevrouw E.L.M. van Zuidam-Rombouts een onvolledige beargumentering had gegeven, want zij ging er niet alleen aan voorbij of mijn werkomgeving wel of niet voldeed aan de wettelijke voorschriften, maar bovendien zou het immers kunnen zijn dat de bedrijfsarts en het UWV hun werk niet naar behoren hadden gedaan.
In mijn email van 19 november 2007 aan mevrouw E.L.M. van Zuidam-Rombouts attendeerde ik haar op de onvoldoende ventilatie. Om mijn standpunt te bewijzen, had ik de interne rapportage van de gemeente Zevenaar bijgevoegd (die had ik inmiddels weten te bemachtigen, maar daarover later meer). In deze rapportage was de overtreding aangaande de ventilatie geconstateerd.
Mevrouw E.L.M. van Zuidam-Rombouts schreef mij in haar email van 21 november 2007 terug, dat een medewerker het werk kan neerleggen, als sprake is van een ernstig gevaar voor de gezondheid. Dit was volgens haar bij mij niet het geval, omdat de bedrijfsarts had geoordeeld dat ik het werk weer kon hervatten.
In mijn email van 29 november aan mevrouw E.L.M. van Zuidam-Rombouts vroeg ik haar mijn dossier aan te houden, omdat ik wederom een second opinion/deskundigenoordeel bij het UWV had aangevraagd. Daarbij had ik de opmerking gemaakt dat ik het betreurde dat zij de zaak zo zwart wit beoordeelde, terwijl ik van mening was dat juist een rechter over deze zaak zou moeten oordelen. Helaas kon ik DAS Rechtsbijstand op 10 november 2007 mailen, dat het UWV mij eveneens geschikt had bevonden voor mijn eigen werk.
OP 16 november 2007 had ik mevrouw E.L.M. van Zuidam-Rombouts wederom een email gestuurd met drie opmerkingen. Ten eerste had ik een citaat van http://www.arbeidsrechter.nl gegeven:
3.4.2.3.A Niet voldoen aan redelijk bevel of opdracht.
Kan het in redelijkheid van de werkgever verlangd worden dat hij de arbeidsovereenkomst met de medewerker laat voortduren? Is de opdracht redelijk?
Het is aan de werkgever om zijn belang bij de opdracht af te wegen met het belang van de medewerker bij het niet uitvoeren van de opdracht. Komt de werkgever na een zorgvuldige belangenafweging tot de opdracht, dan zal de medewerker aan deze redelijke opdracht mee moeten werken. Een opdracht is niet redelijk als deze in strijd is met de wet, cao of arbeidsovereenkomst. {…}
Volgens mijn conclusie was de opdracht om aan het werk te gaan in strijd met de wet, omdat de werkgever de regels aan zijn laars lapte. Ten tweede had ik in de email aangegeven, dat ik slechts twee maal werk had geweigerd en niet drie maal, zoals mijn werkgever had beweerd in zijn ontslagbrief. Ten derde zou een werknemer alleen werk mogen weigeren, indien er een direct gevaar dreigde voor de gezondheid. Ik had mevrouw E.L.M. van Zuidam-Rombouts dan ook gevraagd, waarom mijn hoofdpijn ten gevolge van de slechte ventilatie volgens haar geen reden was om mijn werk te weigeren.
Mevrouw E.L.M. van Zuidam-Rombouts antwoordde in haar email van 18 november 2007, dat zowel de bedrijfsarts als het UWV hadden geoordeeld dat ik niet ziek was. Hieruit kon de conclusie worden getrokken dat er geen ernstig gevaar dreigde voor mijn gezondheid. De teamleider, de heer P.R. Schulting bevestigde haar standpunt.
Samengevat kon een werknemer volgens mevrouw E.L.M. van Zuidam-Rombouts bij drie maal werkweigering worden ontslagen. Het was dus mijn eigen schuld. Wat een idiote beredenering! Ik mocht dus geen werk weigeren, ook al hield de werkgever zich niet aan de wet? Als een werkgever mij dan zou gebieden mensen te vergiftigen, mocht ik dan ook geen werk weigeren? Als een werkgever mij zou dwingen om onbeschermd met gevaarlijke stoffen te werken, mocht ik dat ook niet weigeren? Bovendien had ik geen werk geweigerd, maar weigerde op mijn plek aan het werk te gaan, die niet voldeed aan de wettelijke eisen en mij ziek maakte. Was het niet de rechter, die zou moeten bepalen of er sprake was van werkweigering? DAS speelde al voor eigen rechter bij het nemen van de beslissing mij niet te helpen. U begrijpt natuurlijk wel dat ik mijn verzekering via de OHRA bij DAS Rechtsbijstand per ommegaande had opgezegd.
Ik had van een door mij geraadpleegde advocaat vernomen, dat ik ruim de tijd had om mijn ontslag aan te vechten. Ik meen mij te herinneren, dat dit zes maanden was. Zou ik bijvoorbeeld na vijf maanden door de rechter in mijn gelijk worden gesteld, dan zou de werkgever over deze vijf maanden salaris moeten betalen. Overigens zou hier nog een flinke schadevergoeding bijkomen. Een werknemer ontslaan werd niet door de wet geaccepteerd, wanneer de werkgever nalatigheid te verwijten viel.
Ik had al twee maal eerder in mijn leven een rechtszaak meegemaakt. Ik had hier helemaal geen zin in, temeer dat ik zelf had ervaren dat ons zogenaamde rechtssysteem werd geleid door grote incompetente ego’s en psychopaten! Ik wist natuurlijk in 2007 niet wat ik nu weet. Ik had geen keuze en besloot de strijd voort te zetten. In ieder geval moest ik mijn dossier met de bewijslast rond zien te krijgen en diende ik zelf dan maar het verhaal voor de rechter op papier zetten. Een advocaat zou dit niet zo goed kunnen als ik zelf, want hoe dan ook zou ik de advocaat moeten gaan uitleggen wat er was gebeurd. Omdat de kern van het conflict een technisch gebeuren was, zou dit voor de meeste advocaten erg moeilijk te bevatten zijn. Ik ging zelf aan de slag achter mijn computer. Dit was vreselijk om te moeten doorstaan, want op het moment dat mij onrecht werd aangedaan, diende ik juist de boel in mijn bovenkamer op een rijtje te hebben om een goed verhaal in elkaar te zetten. Bovendien was ik afhankelijk van derden voor de te leveren bewijslast en of er recht gesproken zou gaan worden.