HET KORT GEDING
In het begin van de tweede helft van mei 2013 werd er aan mijn voordeur gebeld. Een chagrijnig mens overhandigde mij een pak papierwerk. Het bleek de dagvaarding te zijn voor het kort geding dat op 31 mei 2013 zou plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Arnhem. De dagvaarding zonder bijlagen telde tien bladzijden. Inclusief bijlagen telde de dagvaarding drieënzestig bladzijden. Bij het doornemen van de dagvaarding bleken er bijlagen te ontbreken, waarschijnlijk kwam dit doordat de deurwaarder haar werk niet netjes had gedaan. In de dagvaarding werd uitgelegd waarom de heer Van Beurden van mening was dat ik onvoorwaardelijk verplicht was mijn medewerking te verlenen. Tevens gaf hij aan welke dwangmiddelen volgens hem bij mij door de rechter zouden moeten worden opgelegd, indien ik bleef weigeren mee te werken.
Enkele dagen voor de zitting kreeg ik wederom een grote en dikke envelop van het kantoor Van Benthem & Keulen te Utrecht. Het bleek dat de heer Van Beurden nogmaals de dagvaarding had opgestuurd. Dit boekwerk bleek wel compleet te zijn. De begeleidende brief luidde als volgt:
Geachte heer Mäkel,
Ten behoeve van de mondelinge behandeling van het kort geding van vrijdag 31 mei 2013 te 11:00 uur zend ik u bijgaand nog een afschrift van de dagvaarding inclusief genummerde producties.
Het kort geding behoeft overigens geen doorgang te vinden indien u alle gevraagde documenten ondertekent en verklaart dat u ook bereid bent om eventuele toekomstige documenten te ondertekenen. Indien u hiertoe alsnog bereid bent, dan hoor ik dat graag.
Tenslotte nog het volgende. Ondanks dat u had aangekondigd een advocaat te hebben, heb ik tot op heden nog niets vernomen. Mocht u zich laten vertegenwoordigen door een advocaat, dan verzoek ik u vriendelijk mij de contactgegevens door te sturen of de advocaat contact met mij te laten opnemen voorafgaand aan de zitting.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
A.J.P.van Beurden
Wederom bood de heer Van Beurden mij aan het kort geding te annuleren, indien ik bereid was op dat moment en in de toekomst onvoorwaardelijk mee te werken. Waarschijnlijk had hij gehoopt dat ik uiteindelijk de druk niet meer aan zou kunnen en bereid zou geweest zijn om onvoorwaardelijk mijn diensten aan Nucletron aan te bieden. Waarom deed hij zoveel moeite mij meerdere kansen te geven? De tijd die hij hieraan besteedde werd wel in rekening gebracht bij Nucletron/Elekta. Blijkbaar had hij zelf geen vertrouwen in de uitkomst van het kort geding. Bovendien wilde hij weten wie mijn advocaat was. Mooi niet! Daarbij zou mijn advocaat de tijd dat hij met Van Beurden zou communiceren bij mij in rekening brengen.
Op de ochtend dat het kort geding zou plaatsvinden, had ik met twee vrienden afgesproken voor het gerechtsgebouw te Arnhem. Bij het betreden van het gerechtsgebouw liepen we mijn advocaat tegen het lijf en gezamenlijk gingen we door de metaaldetector, waarbij we werden gescreend en onze spullen werden bekeken. De zaal waar de zaak werd behandeld was gelijk links bij het betreden van de centrale hal. Al snel zag ik Erik Lubberman zitten. Hij was vergezeld door een man met een zwarte toga en twee jonge mensen. Ik keek Erik aan en kon het niet nalaten hem gedag te zeggen:
“Dag Erik!”
Hij keek mij aan en zei niets terug. Hij keek helemaal niet blij. Deze zogenaamde grote vent, die met machtsvertoon en leugens mij bij Nucletron had weggewerkt, had zelfs angst in zijn ogen! Wat vond ik deze vent een gigantische slappe zak en mega lul!
De zitting was begonnen. De rechter gaf eerst de heer Van Beurden het woord. Hij overhandigde aan de rechter en aan ons zijn pleitnota, die hij ging voordragen. Zijn pleitnota was een andere tekst, dan de tekst die hij had samengesteld in de dagvaarding. De pleitnota kunt u hier lezen (zonder bijlagen). Nadat hij zijn pleitnota helemaal had voorgelezen, waren wij aan de beurt en las mijn advocaat zijn pleitnota voor. De pleitnota van mijn advocaat kunt u hier lezen. Nadat hij hiermee klaar was, werd de partij van Nucletron in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Hierna werden wij weer in de gelegenheid gesteld te reageren.
Tijdens de zitting keek ik heel af en toe naar rechts, waar het tafeltje van Nucletron stond. Bij het bespreken van een bepaald onderwerp toonde Erik de lichaamshouding en de gezichtsuitdrukking van een ontevreden kind, dat net te horen had gekregen, dat het voor de rest van het jaar geen koekjes meer mocht eten. Ik kon zijn reactie op dat moment niet helemaal begrijpen. Het ging hem toch alleen maar om geld? De advocaat van Nucletron werd vast niet van zijn geld betaald, terwijl ik wel uit eigen zak mijn advocaat diende te betalen. Naar mijn idee ging het bij hem enkel om zijn bonus. Hij had zelf actief meegewerkt aan het creëren van deze zeer vervelende situatie en dit zou er waarschijnlijk toe leiden dat zijn bonus dit jaar wat lager zou uitvallen. Bijna alles draaide bij die mensen om geld, terwijl zij waarschijnlijk niet eens wisten wat geld precies was! Pas later zou ik begrijpen dat er meer speelde.
De rechter stelde vervolgens aan iedere partij slechts één vraag. Wat hij letterlijk aan Erik vroeg, hoorde ik helaas niet goed, maar het kwam erop neer of ik een ontslagvergoeding had gekregen. Erik antwoordde hierop natuurlijk bevestigend. Vervolgens wendde de rechter zich tot mij en vroeg of ik het ondertekenen van de documenten als werk beschouwde. Ik antwoordde dat het niet zo veel werk was, maar dat het wel werk was. Bij het aanhoren van mijn antwoord trok de rechter een diepe frons op zijn gezicht, waarmee hij te kennen gaf, dat hij het hier niet mee eens was. Met het beantwoorden van deze vraag eindigde de rechter de zitting.
Nadat we de rechtszaal hadden verlaten, vroeg mijn advocaat aan mij of ik de gelaatsuitdrukking van de rechter had gezien op het moment dat ik antwoord gaf op zijn vraag. Volgens mijn advocaat voorspelde dit niet veel goeds. Ik vond dat de rechter vreemde vragen had gesteld. Deze vragen hadden inhoudelijk niets met de zaak te maken. Bovendien kunnen mensen bij de rechtbank documenten officieel laten maken, door een datum, een stempel en een handtekening op het document te laten zetten. Een voorbeeld hiervan is de apostille of de legalisatie van een document. Voor deze dienst van de overheid dient wel te worden betaald, terwijl deze dienst wordt uitgevoerd door ambtenaren. Deze ambtenaren worden door de belastingbetaler betaald. Waarom zou ik het zetten van de handtekeningen voor niets moeten doen, terwijl de overheid hier geld voor vraagt en de betrokken ambtenaren toch van ons belastinggeld worden betaald?
VONNIS
Ongeveer een week later kreeg ik het vonnis van mijn advocaat te horen. Hij vertelde mij door de telefoon dat ik had verloren! Ik kon mijn oren nauwelijks geloven! Hij vertelde mij ook, dat ik aan Nucletron geld diende te betalen! De rechter had mij naast het verplicht medewerking verlenen aan het ondertekenen van de documenten veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. Dit kon niet waar zijn! Mijn advocaat wilde in hoger beroep, maar ik kon niet meer. Toen ik nog bij Nucletron/Elekta in dienst was, had Nucletron met medewerking van diverse mensen mij overspannen en ziek gemaakt, zodat ik bij de onderhandelingen om mijn arbeidsovereenkomst te beëindigen niet meer weerbaar zou zijn en als een mak lammetje hun wensen zou inwilligen. De daarop volgende rechtszaak was eigenlijk voor mij al niet te doen en nu zou ik ook nog eens in hoger beroep moeten gaan?
Nadat ik het vonnis via de e-mail van mijn advocaat had gekregen en had doorgenomen, kwam ik tot de conclusie dat het vonnis nergens op sloeg. Bovendien was het zeer vreemd, dat ik was veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan Nucletron. Een verliezende partij werd doorgaans alleen veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de tegenpartij, indien de verliezende partij duidelijk in gebreke was gebleken. Dat was in deze kwestie geenszins het geval. De rechter had moeten “zoeken” en daarbij diverse interpretaties moeten geven om Nucletron zogenaamd in het gelijk te kunnen stellen. Het complete vonnis kunt u hier vinden.
Voordat ik het vonnis van de rechter toelicht, kunt u hieronder lezen hoe op een correcte wijze de arbeids- en de vaststellingsovereenkomst geïnterpreteerd hadden moeten worden. Deze interpretatie is helaas nodig, omdat er onvolkomenheden en zelfs fouten bleken te staan in beide overeenkomsten.
TOELICHTING VASTSTELLINGSOVEREENKOMST
Hieronder vindt u de toelichting, hoe mijn situatie door een integere en eerlijke rechter zou moeten worden beoordeeld, voordat hij tot een vonnis zou overgaan. Hierbij is natuurlijk geen rekening gehouden, dat ik de vaststellingsovereenkomst door wilsgebrek middels afdreiging had ondertekend. Helaas was ik door mijn psychische en lichamelijke gesteldheid destijds niet helder genoeg van geest om alle onderstaande punten te doorzien. Anno 2017 ben ik (behalve ’s ochtends) weer redelijk helder van geest, zodat u onderstaande toelichting kunt lezen. De rode draad van onderstaande toelichting is, dat Nucletron/Elekta diverse essentiële fouten had gemaakt bij het opstellen van zowel de arbeids- als de vaststellingsovereenkomst.
Toelichting 1
Artikel 17 in mijn arbeidsovereenkomst ging over “rechten van intellectuele en industriële eigendom”:
Aan werkgever komt in binnen- en buitenland het uitsluitend (eigendoms)recht toe op de octrooien, modellen, tekeningen en/of enig ander recht van intellectuele of industriële eigendom voortvloeiende uit de werkzaamheden die de werknemer gedurende de arbeidsovereenkomst heeft verricht, danwel binnen een jaar na afloop daarvan daaruit voortvloeien.
Bovenstaande wijze waarop artikel 17 in mijn arbeidsovereenkomst stond geformuleerd was onlogisch en verwarrend. Zoals ik eerder heb geschreven, staan er bij een octrooi altijd een eigenaar en een uitvinder vermeld. Dit onderscheid tussen een uitvinder en een eigenaar van een octrooi werd in artikel 17 niet gemaakt, terwijl dat van belang is. Volgens de eerste regel van artikel 17 zou Nucletron eigenaar van het octrooi worden. Dit betekende niet alleen dat Nucletron altijd de eigenaar van het octrooi zou worden, maar dat Nucletron op ieder moment en dus ook voor altijd na mijn uitdiensttreding, een octrooi zou kunnen aanvragen, dat zou voortvloeien uit mijn werkzaamheden. Het in de laatste regel van het artikel 17 gestelde tijdsbestek van “binnen een jaar” conflicteert dan ook met de mogelijkheid voor Nucletron om op ieder moment (dus ook voor onbeperkte tijd na mijn uitdiensttreding) een octrooi te kunnen aanvragen. Deze toevoeging slaat dan ook nergens op en moet dus worden weggelaten.
Toelichting 2
Dan is er nog de vraag wie als uitvinder op het octrooi zou worden genoemd. Indien Nucletron na mijn uitdiensttreding zou besluiten een octrooi aan te vragen, dat voortvloeide uit mijn werkzaamheden, dan zou Nucletron mij kunnen aanbieden mij eervol te vermelden als uitvinder van het octrooi. Om deze eervolle vermelding te krijgen, zou ik onvoorwaardelijk of tegen redelijke vergoeding moeten meewerken aan de procedure, die ongeveer drie jaar zou gaan duren. Indien ik zou weigeren mee te werken, dan zou dit geen probleem zijn geweest, daar Nucletron een andere werknemer als uitvinder zou kunnen vermelden. Overigens staan op de octrooien van Nucletron dikwijls meerdere werknemers vermeld, zodat zou kunnen worden volstaan met het weglaten van de naam van de uitvinder. Mijn advocaat had de mogelijkheid van het weglaten van mijn naam ook van zijn pleitnota voorgelezen tijdens de rechtszitting.
Erik Lubberman, de manager van personeelszaken en lid van het management team, bleek dus geen enkel benul te hebben op welke wijze een octrooi tot stand kwam. Overigens hoefde hij dit ook niet te weten, indien hij de standaard tekst van een arbeidsovereenkomst aan ter zake kundige juristen ter beoordeling had overlegd. Blijkbaar was dit niet gebeurd. In de hieronder behandelde punten blijkt dat tevens in de vaststellingsovereenkomst fouten stonden.
Toelichting 3
De belangrijkste bepaling in de vaststellingsovereenkomst was, dat per 31 oktober 2012 de arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd. Anders gezegd zou dit betekenen, dat de arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2012 niet meer geldig zou zijn. In juridische termen wordt dit niet meer geldig zijn aangeduid met de term “nietig”. Dat mijn arbeidsovereenkomst nietig zou worden, was ook de doelstelling van Nucletron/Elekta. Erik Lubberman had er alleen geen rekening mee gehouden, dat de gehele arbeidsovereenkomst nietig zou worden, dus ook de (doorwerkende) bepalingen aangaande het octrooi, geheimhoudingsplicht en boetebeding!
Helaas begreep mijn advocaat het nietig worden van mijn arbeidsovereenkomst niet en bleven ook de door Nucletron ingehuurde advocaten en de rechter na 31 oktober 2012 verwijzen naar (doorwerkende) bepalingen, zoals deze waren vastgelegd in mijn arbeidsovereenkomst, terwijl na 31 oktober 2012 de vaststellingsovereenkomst het enige geldige document was! De arbeidsovereenkomst was immers geschiedenis en kon bij het toiletpapier werden gelegd.
Het probleem waar het hier om ging wordt een syllogisme of sluitrede genoemd. Syllogismen worden regelmatig door psychologen toegepast als onderdeel van intelligentietests. Bij syllogismen worden dikwijls twee stellingen gegeven en dient men aan de hand van deze twee stellingen bepaalde conclusies te trekken. In mijn situatie zou een passend syllogisme zijn geweest:
stelling A: René moet vanaf het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst nog één jaar onvoorwaardelijk zijn diensten verlenen aan Nucletron/Elekta.
stelling B: Stelling A vervalt per 31 oktober 2012.
Voor Erik Lubberman van de afdeling personeelszaken en mijn advocaat de heer Bredius was het blijkbaar een probleem om bovengenoemde twee stellingen te combineren. Stelling A werd op mij voor onbepaalde tijd van toepassing op met moment dat mijn arbeidsovereenkomst van kracht werd. Doordat Nucletron/Elekta en ik op een gegeven moment besloten mijn arbeidsovereenkomst te beëindigen, werd direct na het ondertekenen van mijn vaststellingsovereenkomst stelling B van kracht. Dit betekende dat per 31 oktober 2012 stelling A niet meer geldig zou zijn! Het enige contract dat na 31 oktober 2012 geldig zou zijn (en is), was de vaststellingsovereenkomst! In feite was mijn vaste arbeidsovereenkomst vervangen door een andere arbeidsovereenkomst, die op een bepaalde datum zou eindigen. Deze arbeidsovereenkomst noemde men een vaststellingsovereenkomst.
Juridisch zou de situatie anders zijn, indien ik op mijn initiatief de arbeidsovereenkomst met Nucletron/Elekta had opgezegd. In dat geval was mijn arbeidsovereenkomst volgens de wettelijke bepalingen beëindigd, maar zouden diverse artikelen (doorwerkende bepalingen) aangaande bijvoorbeeld geheimhouding, intellectueel eigendom en boetebeding hun geldigheid volgens de arbeidsovereenkomst behouden. Hoewel het werkgevers de laatste jaren steeds makkelijker wordt gemaakt, kan een werkgever een vast of tijdelijk dienstverband niet zomaar eenzijdig beëindigen, in tegenstelling tot een werknemer, die wel eenzijdig zijn arbeidsovereenkomst kan opzeggen. Om het voor een werkgever toch makkelijker te maken om zich van een werknemer te ontdoen, had een wetswijziging in 2006 de werkgever de mogelijkheid gegeven om met wederzijds goedvinden middels een vaststellingsovereenkomst de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Om een werknemer hiertoe over te halen, was het de bedoeling dat deze een financiële compensatie werd aangeboden, waarbij over de hoogte van deze vergoeding onderhandeld kon worden. Om mij over te halen mijn arbeidsovereenkomst middels een vaststellingsovereenkomst te beëindigen, had Nucletron jegens mij diverse misdrijven toegepast, waaronder mishandeling en afdreiging.
Toelichting 4
Na het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst op 17 augustus 2012, was mijn arbeidsovereenkomst geldig met aangepaste voorwaarden tot en met 31 oktober 2012. Deze aangepaste voorwaarden waren vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst. Zo zou ik direct na het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst vrijgesteld zijn van werkzaamheden en had ik tot 28 september 2012 de tijd om de eigendommen van Nucletron in te leveren. Het was dus de bedoeling dat ik meteen na het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst zou stoppen met werken, maar volgens de vaststellingsovereenkomst zou ik wel moeten meewerken aan een overdracht van alle informatie en documenten met betrekking tot mijn werkzaamheden en activiteiten. Hieruit kan de conclusie worden getrokken, dat Nucletron/Elekta mij na het ondertekenen geen nieuw werk mocht aandragen en ik volledig op non actief zou worden gezet teneinde geen schade te kunnen aanrichten.
Toelichting 5
In artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst staat:
De heer Mäkel verklaart zich bewust te zijn van de op hem rustende plicht tot geheimhouding van al hetgeen omtrent Nucletron tot zijn kennis is gekomen en verklaart geheimhouding te betrachten, ook na afloop van de arbeidsovereenkomst. De heer Mäkel is ontheven van het non-concurrentiebeding, zoals beschreven in artikel 16 van zijn arbeidsovereenkomst.
De wijze waarop bovenstaand artikel was geformuleerd laat zien dat de mensen, die de vaststellingsovereenkomst hadden opgesteld, niet begrepen hoe juridisch de vork in de steel zat. Er staat dat ik mij bewust ben van de op mij rustende plicht tot geheimhouding. Dat was inderdaad onder mijn arbeidsovereenkomst het geval, maar deze zou per 31 oktober 2012 nietig worden! Omdat mijn arbeidsovereenkomst nietig zou worden, was het dan ook onzin om mij te ontheffen van het non-concurrentiebeding, zoals was overeengekomen in mijn arbeidsovereenkomst.
Indien Erik Lubberman na het beëindigen van mijn arbeidsovereenkomst mij wederom een plicht tot geheimhouding met boetebeding had willen laten ondertekenen, dan had hij deze geheimhoudingsplicht opnieuw in de vaststellingsovereenkomst moeten laten opnemen. Een andere mogelijkheid was geweest te vermelden, dat mijn plicht tot geheimhouding inclusief boetebeding van kracht zou blijven, zoals deze was geformuleerd in mijn arbeidsovereenkomst. Overigens is dit volgens de wet lastig te realiseren, maar dat is een ander verhaal. In dat geval had ik meteen begrepen, dat ik op dit punt een grote machtspositie had om te onderhandelen over de hoogte van de door mij te ontvangen ontslagvergoeding! Gezien de schandalige wijze waarop Nucletron/Elekta bij mij te werk was gegaan, zou ik een significant hogere ontslagvergoeding bedongen hebben om in te stemmen met geheimhouding.
Toelichting 6
In artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst staat:
Partijen zullen zich in de toekomst niet ongunstig over elkaar uitlaten en verklaren tevens de inhoud van de onderhavige afspraken en de grondslag daarvan voor derden geheim te houden, behoudens wettelijke verplichtingen tot openbaarmaking en richting het UWV in het kader van een eventuele WW-aanvraag.
Indien ik mij ongunstig over Nucletron/Elekta zou uitlaten, zou dat een overtreding zijn van bovenstaand artikel 8. Op deze overtreding kon geen boete worden opgelegd, omdat het hier gaat om de vrijheid van meningsuiting, zoals deze is vastgelegd in de grondwet. Daarentegen zou ik volgens dit artikel de onderhavige afspraken en de grondslag daarvan geheim moeten houden. Blijkbaar wist de directie bij Nucletron/Elekta dat in sommige gevallen werknemers met opzet op misdadige wijze werden behandeld. Wanneer Nucletron daadwerkelijk een net bedrijf zou zijn, dat als een goed werkgever het personeel behandelde, dan zou de hierboven geformuleerde plicht tot geheimhouding niet nodig zijn geweest.
Toelichting 7
In artikel 9 van de vaststellingsovereenkomst staat:
In het geval de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst en die van de arbeidsovereenkomst met elkaar in conflict zijn, prevaleren de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst.
Uit bovenstaand artikel 9 is wederom af te leiden dat de schrijvers van deze vaststellingsovereenkomst niet begrepen waar zij mee bezig waren. Vanaf het moment dat ik mijn handtekening had gezet onder de vaststellingsovereenkomst, waren tot het einde van mijn dienstverband zowel mijn arbeidsovereenkomst als mijn vaststellingsovereenkomst geldig. Letterlijk gezien zou artikel 9 enkel betrekking hebben op deze overlappingsperiode, die duurde van 17 augustus 2012 tot en met 31 oktober 2012. Na deze periode, zou de vaststellingsovereenkomst de enige wettige overeenkomst zijn. Het is in ieder geval wel duidelijk, dat de vaststellingsovereenkomst gaat boven de arbeidsovereenkomst.
Toelichting 7
In artikel 10 van de vaststellingsovereenkomst staat:
Met inachtneming van het vorenstaande verlenen partijen elkaar algehele en finale kwijting over en weer terzake van de arbeidsovereenkomst en/of het einde daarvan en alles wat daaruit direct of indirect kan voortvloeien.
In dit artikel wordt nog eens benadrukt, dat na het eindigen van de arbeidsovereenkomst, deze door geen van de partijen gebruikt mag worden om daaruit rechten te ontlenen. In artikel 1 was al overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst beëindigd zou worden op 31 oktober 2012 en in artikel 10 werd nog eens algehele en finale kwijting benadrukt.
Toelichting 8
Het komt helaas regelmatig voor dat bij het opstellen van contracten of overeenkomsten tussen twee of meerdere belanghebbenden fouten worden gemaakt. Zo kunnen zaken verkeerd worden geformuleerd of zelfs vergeten zijn te benoemen, zodat in één of meerdere situaties de overeenkomst niet (geheel) is voorzien. In een dergelijk geval dient het door de Hoge Raad uitgesproken Haviltex Arrest (NJ 1981, 635) te worden toegepast. In het kort komt het Haviltex Arrest erop neer, dat niet alleen naar de zuiver taalkundige uitleg van een overeenkomst moet worden gekeken, maar ook het doel van de overeenkomst in beschouwing dient worden genomen en wat beide partijen van elkaar mochten verwachten. Tevens dient in beschouwing te worden meegenomen tot welke sociale kringen betrokken partijen behoren en over welke rechtskennis deze partijen de beschikking hebben.
Verderop komt aan bod in hoeverre het zinnig zou zijn om het Haviltex Arrest in mijn situatie toe te passen.