De zitting was op 13 mei 2016 in één van de zalen in het Gerechtsgebouw te Zwolle. Het college was als volgt samengesteld:
W.J.B. Cornelissen, voorzitter
prof. mr. J.C.J. Dute, lid-jurist
E.I. van Dijk, dr. A.N.H. Weel, E.H. The- van Leeuwen leden-geneeskundigen
B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris.
Het tuchtrecht staat los van Rechtspraak. Bij Rechtspraak dragen de rechters en advocaten gedurende de zitting zwarte toga’s, terwijl dit bij Tuchtrecht niet het geval is. Simpel gezegd wordt tuchtrecht vanuit een bepaalde beroepsgroep georganiseerd met het doel toezicht te houden op de beroepsbeoefenaars, die bij betreffende beroepsgroep zijn aangesloten. Het doel is om een bepaalde kwaliteit te kunnen waarborgen. Toch was de voorzitter, de heer Cornelissen, van beroep “senior rechter” bij de Rechtbank Overijssel. Het is niet mijn bedoeling verslag te doen van de gehele zitting, want dan krijgt u wederom mijn versie van het verhaal te lezen. Toch wil ik aangaande wat op de zitting is gezegd enkele opmerkingen plaatsen. Ik heb het “proces verbaal” van de terechtzitting gekregen, dat was opgesteld door de secretaris. In dit proces verbaal staat samengevat wat op de zitting was gezegd. Met uitzondering van onderstaande eerste twee punten zijn alle punten in het proces verbaal terug te vinden.
- Zowel de advocaat van mevrouw Kalteren (de heer Willems) als ik mochten van de heer Cornelissen onze pleitnota niet voordragen.
- Op de zitting zijn door de heer Dute uitgebreid vragen gesteld aan mevrouw Kalteren en mij, met het doel te kunnen achterhalen waarom volgens mij het spreekuurbezoek maximaal drie minuten had geduurd, terwijl mevrouw Kalteren van mening was dat dit een half uur had geduurd. In het proces verbaal is hierover enkel te vinden, dat ik zou hebben gezegd, dat er een groot verschil in perceptie van de duur van het consult is. Ik vind het vreemd, dat een dergelijk essentieel punt van geschil niet netjes in het proces verbaal is vermeld.
- Volgens het proces verbaal zou mevrouw Kalteren hebben gezegd:
“Als hij niet het conflict gehad had was hij inderdaad niet ziek geweest. Hij was niet ontremd. Niet arbeidsongeschikt ten gevolge van ziekte bedoelde ik.”
Deze door mevrouw Kalteren gemaakte opmerking is heel misleidend, omdat deze op twee manieren geïnterpreteerd kan worden. Ten eerste kan een werknemer zich ziekmelden ten gevolge van een incident, zodat er sprake is van een normale stressreactie en dus geen sprake is van ziekte. Ten tweede kan een werknemer zich ziekmelden, omdat het langslepende arbeidsconflict de werknemer ziek heeft gemaakt. Om het onderscheid te kunnen maken tussen deze twee varianten, wordt hieraan in STECR uitgebreid aandacht aan besteed. In STECR staat dan ook:
“Van de klachten en het niet werken dient zorgvuldig te worden nagegaan hoe dit traject is verlopen. Is er sprake van een langere aanloopperiode met al langer bestaande en in ernst toenemende klachten en is het controleverlies iets dat werknemer als het ware is overkomen, dan pleit dat meer voor overspanning en minder voor een „normale‟ stressreactie.”
- Volgens het proces verbaal zou mevrouw Kalteren hebben gezegd:
“Er waren geen medische beperkingen om arbeid te verrichten. Eind juli oordeelde de huisarts hetzelfde.”
Ten eerste zouden er ook andere beperkingen dan medische beperkingen kunnen zijn om arbeid te verrichten. Dit kan bijvoorbeeld bij een arbeidsconflict het geval zijn. Ten tweede had mijn huisarts bij mijn eerste bezoek niet geoordeeld of een diagnose gesteld. Zij had enkel dingen bij mij vastgesteld en vertelde mij dat zij niets voor mij kon doen, omdat zij niet daarover ging. In tegenstelling tot wat mevrouw Kalteren had beweerd, had mijn huisarts dus geen oordeel gegeven.
- Volgens het proces verbaal zou mevrouw Kalteren hebben gezegd:
“Terugkoppelen staat in (STECR) zes niet in vijf. Expliciet casemanager gebeld en die pakken dat over. Die onderhoudt het contact met de werkgever. Ik heb op dat moment geen rol voor mij gezien.”
Volgens STECR en LESA is de bedrijfsarts de procesbegeleider bij een arbeidsconflict. De bewering van mevrouw Kalteren is dus niet waar.
- Volgens het proces verbaal zou de advocaat (de heer Pascal Willems) van mevrouw Kalteren hebben gezegd:
“Klager werd bijgestaan door een advocaat. Hij heeft advies ingewonnen. Hij heeft geen deskundigenoordeel gevraagd. Verweerster mocht aannemen dat het goed kwam gelet op de bijstand.”
Mijn advocaat kwam pas aan de orde, nadat ik van personeelszaken had vernomen dat ik volgens mevrouw Kalteren arbeidsgeschikt was. Dat de advocaat dan ook nog de verantwoording van mevrouw Kalteren durft af te schuiven, omdat ik “bijstand” zou hebben, vind ik heel bizar.
- Volgens het proces verbaal zou mevrouw Kalteren hebben gezegd:
“De LESA richtlijn NVAB. Het zegt mij niets. NVAB richtlijn pas ik toe als iemand in geestelijke nood zit. Ik zag geen aanleiding om een richtlijn toe te passen.”
De richtlijn LESA bij overspanning en burn-out is mede tot stand gekomen met de NVAB. Dit betekent dat mevrouw Kalteren liegt of niet ter zake kundig is.
Rond 21 mei 2016 ontving ik een brief van het Tuchtcollege. Het secretariaat had aan mij een kopie gestuurd van een brief, die aan de heer Pascal Willems was gericht, de advocaat van mevrouw Kalteren. In deze brief werd aangegeven dat werd afgeweken van de procedure “Reglement van de Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg”, door toepassing van artikel 13. In artikel 13 staat onder lid 1:
“Indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, kan de voorzitter van dit reglement afwijken.”
Praktisch gezien betekent dit dat de voorzitter het reglement volledig naast zich neer kan leggen, indien hij dit nodig acht. In de brief aan de heer Willems werd aangegeven, dat het college zo mogelijk in het bezit wenste te komen van de (eventueel) door mevrouw Kalteren gemaakte originele aantekeningen van het spreekuurcontact. Na het overleggen van het gevraagde stuk werd ik in de gelegenheid gesteld op dit stuk schriftelijk te reageren. Daarna zou de voorzitter een beslissing nemen omtrent het verdere verloop van de procedure, waaronder zo nodig een wijziging van de uitspraakdatum.
Begin juni 2016 ontving ik van het secretariaat van het Tuchtcollege een brief met in de bijlagen de aantekeningen van het spreekuurbezoek van 7 augustus 2012, zoals deze waren opgemaakt door mevrouw Kalteren. Ik werd in de gelegenheid gesteld op deze aantekeningen te reageren voor 17 juni 2016. Mevrouw Kalteren had tevens een uitdraai uit haar agenda van 7 augustus 2012 gegeven, waarop alle afspraken op die dag waren te zien. Zij had de namen met een zwarte stift onherkenbaar gemaakt. Mijn naam stond als laatste op die dag ingepland om 16:45 uur. Mevrouw Kalteren had met pen de opmerking geplaatst:
“Hr Makel was de laatste van mijn agenda dus alle mogelijke tijd voor hem!”
Op het andere vel papier stonden haar aantekeningen, zoals zij die had gemaakt op mijn medische kaart:
persoonlijk aantekening makel geb [mijn geboortedatum weggelaten]
su 7-12-2012
aanvang 1645
rustige man loopt vlot mee uit wachtkamer.. komt relaxed over
problemen op werk .. gedoe over verandering van beleid?!
geeft zijn versie van het geheel veel voorbeelden
verteld rustig en chronologisch hem tijd gegeven het mij uit te leggen
komt niet met andere medische klachten geen andere problematiek geen reden voor 4 dkl
geen behandeling..
werk situatie houdt hem bezig/beheerst hem kan het niet los laten
Uitleg verschil tussen ziekte en reactief beeld op situatie
spanning is normaal
dit valt onder verstoorde werk situatie
mijn voorbeeld gebruikt om dit hem duidelijk te maken
uitgelegd dat hij met wg moet oplossen. Evt hulp med.
hij snapt het
persoonlijk: bijzonder dat hij zo rustig is en blijft dus puur werk medisch geen klachten
waarneembaar alleen aangeslagen door onrecht zoals hij dat voelt
nemen in goede sfeer afscheid van elkaar
eindtijd 1710
Nu ik mocht reageren op de aantekeningen van mevrouw Kalteren, had ik de mogelijkheid de door mevrouw Kalteren gegeven tegenstrijdigheden grondig aan de kaak te stellen. Mijn volledige reactie kunt u hier lezen. Daarbij had ik wederom de kans om aan te tonen, dat zij zich niet aan de te volgen richtlijnen had gehouden. Voor de eerste terechtzitting had ik op internet al meer activiteiten gevonden, die mevrouw Kalteren bij mij had nagelaten uit te voeren, terwijl zij dat volgens de richtlijnen wel had moeten doen. Deze activiteiten had ik in mijn pleitnota opgeschreven, maar de voorzitter stond het niet toe deze uit te delen en voor te dragen. Wel mocht ik enkele belangrijke punten uit mijn pleitnota aanhalen, dat gezien de omstandigheden niet eenvoudig voor mij was. Nu ik mocht reageren op de aantekeningen van mevrouw Kalteren, had ik de mogelijkheid het helemaal netjes te doen, maar daarvoor had ik wel de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten versie 5 nodig. Helaas was deze niet meer verkrijgbaar. Na wat te hebben rondgebeld, kreeg ik de juiste persoon van de organisatie STECR aan de lijn. Nadat zij mijn verhaal had aangehoord, vertelde zij mij dat zij nog wel een STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten versie 5 had liggen en dat ik deze gratis kon krijgen. Ik liet mij dit geen twee maal zeggen en heb toen vervolgens persoonlijk deze werkwijzer bij deze dame in Utrecht opgehaald.
Nu ik de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten versie 5 in bezit had, was het even studeren voor mij. Het was een document in A4 formaat, dat bestond uit zestig bladzijden. Tijdens het doorlezen van het document, werd het mij duidelijk dat mevrouw Kalteren zich totaal niet aan de STECR werkwijzer had gehouden en dus zwaar in gebreke was gebleken. Zeer kort samengevat had mevrouw Kalteren volgens de STECR werkwijzer onderstaande punten aan de orde moeten laten komen:
- In STECR stonden negen vragen geformuleerd, die tijdens het spreekuur minimaal aan de orde dienden te komen. Drie van deze vragen gingen over de voorgeschiedenis van de klachten, in vakjargon anamnese genoemd.
- Volgens STECR zou de duur van het spreekuur minimaal dertig minuten moeten bedragen. Volgens de aantekeningen van mevrouw Kalteren zou het spreekuurbezoek 25 minuten hebben geduurd, terwijl zij in haar verweerschrift had beweerd, dat dit ruim een half uur was geweest.
- In de werkwijzer wordt duidelijk een onderscheid gemaakt tussen arbeidsongeschiktheid en ziekte. Het is mogelijk om arbeidsgeschikt te zijn bij ziekte, terwijl het ook mogelijk is arbeidsongeschikt te zijn terwijl de werknemer niet ziek is. Dit laatste wordt “situatieve arbeidsongeschiktheid” genoemd en kan zich voordoen bij onder meer een arbeidsconflict. Omdat volgens de opdracht van De Verzuimoplosser aan mevrouw Kalteren de “huidige werksituatie onherstelbaar beschadigd” was en “geen andere functie beschikbaar” was, was ik in ieder geval arbeidsongeschikt, ongeacht of ik ziek was of niet.
- Met het dossier van mijn huisarts en de medische rapportages van de UWV verzekeringsarts had ik het zeer aannemelijk gemaakt dat ik ten tijde van het spreekuurbezoek bij mevrouw Kalteren volgens de LESA richtlijn overspannen of burnout was geweest. Mevrouw Kalteren had in ieder geval volgens LESA moeten onderzoeken in hoeverre ik overspannen of burnout was.
- Zowel volgens STECR als LESA is het onderzoeken van de aanloopperiode belangrijk om te bepalen of de werknemer overspannen of burnout (dus ziek) is, of dat er sprake is van een stressreactie zonder ziekte. Mevrouw Kalteren had deze aanloopperiode bij mij totaal niet onderzocht, maar zij had zonder onderbouwing vastgesteld dat het om een stressreactie ging. Daarbij was haar vaststelling onjuist, omdat bij enkel een stressreactie nooit mijn arbeidspositie onherstelbaar beschadigd zou kunnen zijn.
- Mevrouw Kalteren had beweerd dat zij mij bij het spreekuurbezoek mediation had geadviseerd. Afgezien van of dit waar is of niet, had zij mij volgens STECR nooit mediation mogen adviseren.
- Mevrouw Kalteren had niets gedaan met de tegenstrijdigheden en signalen in de door haar ontvangen opdracht van De Verzuimoplosser.
- Mevrouw Kalteren beweerde in haar verweerschrift, dat zij mijn werkgever aangaande het arbeidsconflict niet had gehoord. Hierdoor had zij geen hoor en wederhoor toegepast, terwijl dit volgens STECR wel uitgevoerd had moeten worden.
- Volgens STECR had mevrouw Kalteren aan de betrokken partijen en behandelaars inzicht in de kenmerken van het conflict moeten geven. Dit had zij niet gedaan. Deze inzichten zijn nodig om te kunnen beslissen over de vervolgstappen.
- Volgens STECR en LESA is de bedrijfsarts de procesbegeleider bij het arbeidsconflict. Hieruit volgt dat mevrouw Kalteren haar (onjuist) geadviseerde overleg om tot een oplossing te komen proactief had moeten volgen (tussentijdse evaluatie), terwijl zij dit niet had gedaan.
- Volgens STECR had mevrouw Kalteren binnen twee tot drie weken na afsluiting van de interventie een eindevaluatie moeten maken om te beoordelen hoe het arbeidsconflict uiteindelijk was opgelost. Hierbij zou ook de werknemer betrokken moeten zijn. Mevrouw Kalteren had deze eindevaluatie niet uitgevoerd.
Bovengenoemde punten illustreren, dat mevrouw Kalteren zich totaal niet aan de richtlijnen STECR en LESA had gehouden. De vraag is: Hoe had mevrouw Kalteren dan wel moeten handelen? Omdat volgens het opdrachtformulier de “huidige werksituatie onherstelbaar beschadigd” was en “geen andere functie beschikbaar” was, was ik in ieder geval situatief arbeidsongeschikt. Dit betekende dat mijn werkgever in overleg met mij voor outplacement (tweede spoor) zou moeten gaan zorgen of in overleg op een nette manier de arbeidsovereenkomst zou kunnen proberen te beëindigen. Dit zou voor mij een vreemde situatie zijn, daar mijn werkgever steevast had laten zien niet te willen overleggen en zich als een slecht werkgever had misdragen om mij kapot te maken. Daarnaast beweerde ik ziek en overspannen te zijn en had mevrouw Kalteren in ieder geval volgens STECR de voorgeschiedenis moeten onderzoeken en volgens LESA moeten toetsen in hoeverre ik overspannen of burnout was. Wanneer zij netjes haar werk had gedaan, dan was gebleken dat ik destijds te ziek was om te werken. Om die reden had ik dan ook eerst in de ziektewet moeten komen, waarbij mijn werkgever had moeten betalen voor mijn herstel. Wanneer ik weer gezond genoeg zou zijn geweest, dan had onderhandeld kunnen worden op welke manier mijn arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd. Ten slotte had ik nog opgemerkt dat ik het triest en hilarisch vond, dat mevrouw Kalteren in haar aantekeningen had gezet ”komt relaxed over”, terwijl mijn huisarts duidelijk spanningen bij mij had opgemerkt.
In mijn reactie op de aantekeningen van mevrouw Kalteren, had ik ook nog mijn eerder geformuleerde klachten aangepast. Ik zou wel zien wat het college hiermee zou doen.
Half juli 2016 ontving ik een brief van het secretariaat van het Tuchtcollege met de onderstaande mededeling:
… Voornoemde door verweerster overlegde stukken roepen vragen op bij het college. De zaak wordt daarom thans weer naar de zitting verwezen en de behandeling van de klacht zal worden hervat, waarbij het onderzoek ter zitting zich zal beperken tot deze vragen. …
Deze tweede openbare terechtzitting was gepland op 4 oktober 2016 in het Gerechtsgebouw te Zwolle. Het college bestond uit dezelfde personen als bij de eerste zitting. De heer Willemsen, de advocaat van mevrouw Kalteren, probeerde nog toestemming te krijgen een pleitnota voor te lezen, maar dit werd door de voorzitter niet toegestaan. Volgens de voorzitter zouden enkel aan mevrouw Kalteren een aantal vragen worden gesteld, zoals in de brief van het Tuchtcollege was aangekondigd. Dit werd ook gedaan. Er werd gevraagd waarom mevrouw Kalteren significante inhoudelijke verschillen had tussen de tijdens het spreekuur door haar gemaakte aantekeningen en de rapportage die zij had gemaakt op mijn medische kaart. Mevrouw Kalteren beweerde dat zij altijd ’s avonds de rapportages maakte aan de hand van haar aantekeningen.
Op 18 november 2016 werd in het openbaar uitspraak worden gedaan. Hieronder heb ik de volledige tekst van de beslissing geplaatst, met uitzondering van de aanhef met namen:
BESLISSING VAN HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Dit blijkt uit de volgende stukken:
– het klaagschrift met de bijlagen;
– het verweerschrift met de bijlagen;
– de repliek met de bijlagen;
– de dupliek;
– een brief met pleitnota van de zijde van klager;
– een tweetal aanvullende producties van de zijde van verweerster.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van 13 mei 2016, alwaar zijn verschenen klager en verweerster in persoon. Verweerster is bijgestaan door haar gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting is het vooronderzoek heropend teneinde verweersters originele aantekeningen van het spreekuurcontact van 7 augustus 2012 met klager op te vragen.
Dit blijkt uit het volgende:
– brief van 20 mei 2016 met verzoek van het college aan verweerster;
– brief van 2 juni 2016 met aantekeningen van verweerster;
– reactie van 14 juni 2016 van de zijde van klager.
Vervolgens is de zaak behandeld op de openbare zitting van 4 oktober 2016, alwaar partijen in persoon zijn verschenen, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.
Op deze zitting is tevens een klacht behandeld van klager tegen een verzekeringsarts. In deze zaak is op dezelfde dag uitspraak gedaan.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Ten gevolge van een bedrijfsovername was klager per 1 oktober 2009 in dienst gekomen van Werkgever B, hierna de werkgever. Vanaf het begin van de overname had klager aansluitingsproblemen.
Klager heeft zich op 25 juli 2012 ziek gemeld. Hij e-mailde: “Hierbij meld ik mij ziek. Jammer dat het zo moet gaan, want ik wordt ziek van de wijze hoe Wilko mij behandelt en mij daardoor het functioneren onmogelijk maakt. Het is ook jammer dat personeelszaken verder niet bij machte blijkt daar verandering in aan te brengen. Ik sta open voor ander werk, maar helaas zal dat dan niet op de afdeling van Frits zijn; hij heeft mij destijds bij mijn interne sollicitatie al laten weten, dat ik daar niet welkom ben.
Misschien dan bij’ productie of PLE?”.
Op 26 juli 2012 e-mailde de werkgever dat de ziekmelding niet werd geaccepteerd en verweerder werd uitgenodigd voor een gesprek op 30 juli 2012.
Klager was op 30 juli 2012 bij zijn huisarts geweest. Deze noteerde in de status: “WA probl op het werk met directe chef, speelt al >jaar. Nu ieets geknakt, kan niet meer met dieman verder werken, heeft zich ziek gemeldVertel t verhaal rustig, maar spanningen zijn merkbaar. lippen en wanggen.”
Het gesprek met de werkgever vond vervolgens plaats op 31 juli 2012. Hierbij werd een voorstel voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst gedaan. Een en ander is dezelfde dag per e-mail bevestigd waarbij de werkgever klager verzocht om een snelle reactie.
“Op deze manier blijft dit allemaal binnen de “time out’perioden. Komen we er gezamenlijk niet uit, dan gaan we het medische traject volgen en zullen we een afspraak bij’ de bedrijfsarts plannen.”
Verweerster is als zelfstandig bedrijfsarts verbonden aan de Bedrijfsartsengroep. Zij wordt door deze groep ingeschakeld als adviseur bij ziekmeldingen.
Verweerster ontving op 6 augustus 2012 via de casemanager van de Bedrijfsartsengroep een e-mail van klagers werkgever met een aanvraag voor het spreekuur. Van de zijde van de werkgever (WG) staat er in deze aanvraag over het gesprek met klager (WN) op
31 juli 2012: “Besproken dat huidige werksituatie onherstelbaar beschadigd is en dat er geen andere functie beschikbaar is bij WG. Er wordt een beëindigingsvoorstel besproken waarvoor WN bedenktijd krijgt. WG geeft aan dat volgens de richtlijn STECR-de 2 weken
bedenktijd/time out as. woensdag voorbij is en dat verlenging van deze periode niet bespreekbaar is. Graag beoordeling of het verzuim ten gevolge is van ziekte en/of gebrek en, mocht dit verzuim niet ten gevolge van ziekte en/of gebrek zijn, WN graag wijzen op de wettelijke verplichtingen in het kader van de richtlijn STECR. ”
Op 7 augustus 2012 was klager bij verweerster op het spreekuur.
Verweerster maakte hiervan een persoonlijke aantekening (overgelegd bij brief van 2 juni 2016; RTG):
“aanvang 1645
rustige man loopt vlot mee uit wachtkamer.. komt relaxed over.
problemen op werk .. gedoe over verandering van beleid?!
geeft zijn versie van het geheel veel voorbeelden
verteld rustig en chronologisch hem tijd gegeven het mij uit te leggen
komt niet met andere medische klachten geen andere problematiek geen reden voor 4dkl geen behandeling…
werk situatie houdt hem bezig/beheerst hem . kan het niet los laten
Uitleg verschil tussen ziekte en reactief beeld op situatie
spanning is normaal
dit valt onder verstoorde werk situatie
mijn voorbeeld gebruikt om dit hem duidelijk te maken
uitgelegd dat hij met wg moet oplossen. Evt hulp med.
hij snapt het
persoonlijk: bijzonder dat hij zo rustig is en blijft dus puur werk medisch geen klachten
waarneembaar alleen aangeslagen door onrecht zoals hij dit voelt
nemen in goede sfeer afscheid van elkaar
eindtijd 1710.”
Verweerster noteerde hierover voorts op de zogenoemde-medische kaart (bijlage bij verweerschrift met opschrift “Spreekuur 7-8-2012″; RTG):
“Anamnese: Ziekgemeld met psychische klachten. Desgevraagd doet betrokkene zijn verhaal. Betrokkene heeft sinds januari 2011 een nieuwe manager. Deze zou volgens betrokkene hem het werken onmogelijk maken. Betrokkene geeft aan dat hij vervolgens
een slechte beoordeling heeft gekregen. Het bedrijf waar betrokkene werkte is overgenomen door huidige werkgever Werkgever B, hij deed daar aan ontwikkeling. Volgens betrokkene zou zijn werkwijze niet bij zijn huidige werkzaamheden passen (365 review
van de testuitslagen). Betrokkene voelt zich niet eerlijk behandeld door zijn werkgever/LG. Er zouden op het werk afspraken zijn gemaakt over hoe betrokkene en zijn manager met elkaar moeten gaan omgaan. Personeelszaken is erbij betrokken. De sfeer bleef slecht. Betrokkene geeft aan dat het “pesten” toenam en er onredelijke dingen van hem werden verwacht. Er worden tijdens het gesprek geen lichamelijke klachten aangegeven. Betrokkene is niet onder behandeling. Conclusie: reactief spanningsbeeld gerelateerd aan de situatie op het werk. (onmacht! ) Het vertrouwen lijkt verstoord. Lichamelijk onderzoek: Tijdens het ophalen uit de wachtruimte, normaal niet afwijkend gangpatroon, komt soepel van zit tot stand. Gezien de gepresenteerde psychische klachten geen aanvullend specifiek lichamelijk onderzoek uitgevoerd.
Psychisch onderzoek: helder bewustzijn, coherent, goed verzorgd uiterlijk, niet geagiteerd reagerend, verwoord zijn verhaald duidelijk en adequaat. Verder normaal oogcontact met een wisselende mimiek. Betrokkene maakt geen gespannen indruk maar is wel “geraakt” als hij over gerichte onderdelen van de werksituatie spreekt. Geen objectief tekenen depressie of enige andere vorm van psychopathologie.
Diagnose: geen ziekte in engere zin / verstoorde arbeidsrelatie.
Beperkingen: geen beperkingen die resulteren in enige mate van arbeidsongeschiktheid.
Beleid: Er is sprake van een verstoorde arbeidsrelatie, met daaraan gerelateerde (reactieve) klachten /gevoelens van oneerlijke bejegening: niet zijn te duiden als gevolg van ziekte.
De STECR-werkwijze conflict getoetst. Advies: Dit zal tussen hem en de werkgever verder opgelost moeten worden.”
De Casemanager gebeld voor mondelinge toelichting van de terugkoppeling en de uitwerking STECR besproken. (nog een gesprek?bemiddeling?)”
Verweerster adviseerde per formulier dd. 7 augustus 2012:
“Conclusie: Hij heeft zich ziek gemeld na toegenomen spanning op het werk waar hij mentaal last van had
Arbeidsgeschiktheid: De werk situatie levert hem veel stress en spanning op Er is al wel over gesproken maar tot heden is er geen adequate voor alle partijen bevredigende oplossing gekomen
Reintegratiedoel: werkhervatting
Benutbare mogelijkheden: Ik acht hem niet arbeidsongeschikt door ziekte Hij kan werk doen maar er zal wel met werkgever tot een adequate oplossing gekomen moeten worden
Beperking: Hij heeft reactieve emoties veroorzaakt door de werksituatie
Arbeidsgerelateerd: ja
Aanvullende info: Stecr werkwijze is toegepast”
Voetnoot onder dit advies:
“U kunt bezwaar maken tegen dit advies door in overleg met uw werkgever een deskundigen oordeel aan te vragen bij’ het UWV.”
Op 9 augustus 2012 volgde opnieuw een gesprek tussen klager en de werkgever, ook over de rapportage van verweerster. Klager kreeg enkele dagen bedenktijd om een advocaat te raadplegen.
Op 14 augustus 2012 adviseerde klagers advocaat hem weer aan het werkte gaan in verband met een hogere ontslagvergoeding.
Op 17 augustus 2012 sloot klager met de werkgever een vaststellingsovereenkomst waarbij de arbeidsovereenkomst op 31 oktober 2012 werd beëindigd.
Na het einde van de arbeidsovereenkomst is er nog een rechtszaak geweest tussen klager en de ex-werkgever over [weggelaten].
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster – zakelijk weergegeven, zoals verwoord in de pleitnota overgelegd voorafgaand aan de zitting van 13 mei 2016 – dat verweerster:
- niet geïnteresseerd was in zijn gezondheid;
- geen serieus onderzoek heeft gedaan naar zijn gezondheid;
- niet subjectief heeft mogen vaststellen in hoeverre klager ziek en overspannen was;
- geen uitkomst van haar diagnose heeft gegeven (die had zij niet);
- in gebreke is gebleven door niet de Lesa richtlijn of een andere richtlijn voor overspanning/burnout toe te passen;
- verwijtbaar foutief heeft vastgesteld dat klager geschikt was voor zijn eigen werk;
- met opzet foutief heeft vastgesteld dat klager geschikt was voor zijn eigen werk;
- klager onvoldoende heeft geïnformeerd over de oorzaken van zijn arbeidsconflict;
- verzuimd heeft klager te informeren over de richtlijn STECR;
- verzuimd heeft de richtlijn STECR toe te passen;
- met opzet klager niet heeft geïnformeerd over genoemde richtlijn;
- met opzet de richtlijn niet correct heeft toegepast;
- klager gezien de ernst van het arbeidsconflict niet aan het werk had mogen laten gaan zonder eerst te bepalen hoe het conflict moest worden aangepakt;
- medeverantwoordelijk is voor het ongewild ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst;
- met opzet niet in het belang van klager maar in het belang van de opdrachtgever heeft gehandeld.
Klager voert hiertoe aan dat uit de opdracht al bleek dat volgens de werkgever sprake was van een onherstelbaar beschadigde werksituatie. Verweerster had kunnen zien dat de werkgever zich niet aan de richtlijn STECR had gehouden, nu er al een gesprek met de werkgever op 31 juli 2012 had plaatsgevonden met een voorstel voordat een bedrijfsarts was ingeschakeld. Dit laatste had eerst gemoeten omdat er sprake was van een ziekmelding met een arbeidsconflict. Zij had gelet op de ernst van de situatie extra aandacht aan de zaak moeten besteden en onbetaald verlof en mediation of juridisch advies moeten voorstellen. Zij had hoor- en wederhoor met de werkgever moeten toepassen. Het arbeidsconflict had pas aangepakt mogen worden nadat klager voldoende hersteld was geweest. Hij is bewust onwetend gehouden ook door verweerster. Dit valt ook op te maken uit haar rapportage die onzorgvuldig en onvolledig is. Verweerster heeft de nu overgelegde informatie ontleend aan de latere rapportages van verzekeringsarts Jansen.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert – zakelijk weergegeven – aan dat zij als een redelijk handelend en bekwame bedrijfsarts heeft gehandeld en dat de klachten ongegrond zijn.
Verweerster stelt hiertoe dat zij onafhankelijk en zelfstandig adviseert. Zij is niet beïnvloed door de werkgever maar na kennisneming van de vraagstelling heeft zij hoor- en wederhoor toegepast. Tijdens het eenmalige consult met klager heeft deze zijn verhaal kunnen doen. Het gesprek duurde ongeveer een half uur. Het gaat hierbij om een vaststelling op dat moment, een probleem- en niet een behandeldiagnose. De terugkoppeling bevatte geen medische gegevens, dit mag niet, maar uit de medische kaart blijkt dat verweerster klagers gezondheid zorgvuldig heeft onderzocht. Klager is beoordeeld op zijn voorkomen, hoe hij zijn verhaal deed, hoe hij emoties toonde en de interactie met verweerster. De situatie zat klager hoog en had hem geraakt, maar dit was geen ziekte en hij was niet arbeidsongeschikt. Hij had geen emoties buiten de norm en kon nog normaal functioneren. Er waren geen fysieke klachten, dus was nader lichamelijk onderzoek niet nodig. Hij was ook niet in behandeling of verwezen. De focus lag op de mentale belastbaarheid. Zijn klachten waren een normale reactie op een abnormale situatie. Verweerster heeft de STECR richtlijn versie 5 gehanteerd en geadviseerd het conflict te bespreken zo nodig met een onafhankelijke derde. Zij heeft ook mediation genoemd. Zij heeft verder gewezen op de mogelijkheid van een deskundigenoordeel van het UWV. Klager heeft de terugkoppeling per e-mail van de casemanager ontvangen. De medische kaart bevat geen informatie die verweerster van verzekeringsarts Jansen van het UWV zou kennen; deze informatie was op dat moment niet voorhanden. Verweerster had wellicht beter een advies voor het arbeidsconflict in haar terugkoppeling kunnen opnemen. Zij doet dat tegenwoordig ook, maar meent dat zij bij gebreke daarvan niet verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster betreurt het dat ze nooit eerder persoonlijk van klager heeft gehoord dat hij niet tevreden was, want ze was bereid geweest de situatie uit te leggen. Klager heeft ook niet gereageerd op haar voicemail bericht waarin zij hem dit aanbood.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Voordat het college de klacht inhoudelijk beoordeelt, komt als eerste de wijze waarop de procedure is gevoerd aan de orde.
Het college heeft na de zitting van 13 mei 2016 de (eventueel) door verweerster gemaakte originele aantekeningen van het spreekuurcontact van 7 augustus 2012 voor nader onderzoek opgevraagd.
Verweerster heeft hieraan voldaan bij brief van haar gemachtigde van 2 juni 2016. Daar deze aantekeningen in vergelijking met de zogenoemde medische kaart vragen opriepen, is een vervolgzitting gehouden op 4 oktober 2016. Omdat de omvang van het nader onderzoek tot deze feiten beperkt is, heeft het college verdere stukkenwisseling zoals uitbreiding en/of herformulering van de klacht niet toegelaten.
5.2
Het college wijst erop, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.3 1
De bedrijfsarts is de medisch specialist op het terrein van arbeid en gezondheid. Hij/zij heeft begeleidende, coördinerende en arbo-curatieve taken. Bij de ziekteverzuim-begeleiding/sociaal-medische begeleiding adviseert de bedrijfsarts werknemer en werkgever. Daartoe beoordeelt hij/zij, op basis van het gesprek met de patiënt/werknemer en een zorgvuldig uitgevoerd onderzoek, de medische gronden voor arbeids(on)geschiktheid van de werknemer en geeft vervolgens met de conclusies van zijn/haar bevindingen een aan werknemer en werkgever gelijkluidend advies over de medische belastbaarheid van de werknemer c.q. de medische mogelijkheid tot werkhervatting. Alleen een bedrijfsarts kan bepalen of een werknemer zich terecht heeft ziek gemeld. Een werkgever kan en mag dat niet beoordelen. Bij twijfel of de verplichtingen voortvloeiend uit de Wet Verbetering Poortwachter van toepassing zijn moet de werkgever de bedrijfsarts inschakelen, die oordeelt of de werknemer al dan niet ongeschikt is door ziekte of gebrek om zijn werk te verrichten. Daarnaast is de bedrijfsarts ook te allen tijde de begeleider van de werknemer/patiënt. Als medicus heeft de bedrijfsarts primair tot taak het bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van de werknemer. Het advies wordt verwoord in termen van belastbaarheid. Bedrijfsartsen respecteren daarbij de relevante regelgeving, onder andere vastgelegd in de Wet Verbetering Poortwachter, in werking getreden april 2002, alsmede de professionele richtlijnen van hun beroepsgroep. In geval van een arbeidsconflict raadplegen zij de Werkwijzer Arbeidsconflicten, Stichting Expertisecentrum Re-integratie (STECR). Ten tijde van de onderhavige casus (2012) was versie 5 van genoemde Werkwijzer, van oktober 2010, van kracht.
5.4
Het college vat de reeks van klachten aldus op dat klager van mening is dat het onderzoek van verweerster onzorgvuldig en niet concludent is geweest voor het daaropvolgende advies dat hij niet arbeidsongeschikt is. Teneinde het door de bedrijfsarts uitgevoerde onderzoek te kunnen toetsen is cruciaal dat de bevindingen en conclusies van dat onderzoek, alsmede de daarop gebaseerde adviezen inzichtelijk worden gerapporteerd. Er moet sprake zijn van een deugdelijk en compleet rapport. Gelet op het opschrift van de zogenoemde medische kaart lijkt verweerster – uitgebreide – aantekeningen te hebben gemaakt tijdens het spreekuurcontact zelf. Daarentegen wijst de verschijningsvorm van de inhoud met redelijk volmaakte zinnen daar niet op.
Gegeven het commentaar van klager op de duur en de inhoud van het spreekuurcontact, heeft het college nader onderzoek gedaan naar de wijze van totstandkoming van die medische kaart. Uit de in dat verband overgelegde persoonlijke aantekeningen van verweerster blijkt sprake van een veel beknopter en inhoudelijk beperkter weergave van het gesprek met klager. Om die verschillen in omvang te duiden, is verweerster ter zitting van 4 oktober 2016 om verduidelijking gevraagd. Het college aanvaardt haar verklaring dat de aantekeningen kort en beknopt als geheugensteuntje tijdens het spreekuur zijn gemaakt en dat zij diezelfde avond, na afloop van het spreekuur, de medische kaart heeft opgesteld. Verweerster heeft het college ervan overtuigd dat de medische kaart de authentieke weergave is van haar onderzoek naar klagers medische situatie ten tijde van het spreekuur. Er zijn geen aanwijzingen dat de medische kaart op een ander tijdstip dan kort na het spreekuurcontact is samengesteld. Het advies van 7 augustus 2012 aan werkgever en werknemer is aldus de verkorte versie van dat rapport met weglating van de medische gegevens van klager.
Het college merkt op dat de rapportage in de vorm van een tekstbestand met als opschrift “spreekuur”, waardoor – ook bij het college – gemakkelijk verwarring ontstaat, bepaald niet de schoonheidsprijs verdient. Dit is op zich (nog) niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het moet voor de toekomst evenwel mogelijk zijn met behulp van enig daarop toegesneden softwarepakket een meer professionele en overzichtelijker en daarmee toetsbare en ook veiliger wijze van rapporteren te ontwerpen.
5.5
Het college gaat vervolgens uit van de juistheid van de medische kaart en constateert aan de hand daarvan dat verweerster voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de situatie van klager. Uit de feiten vermeld in rubriek 2 en het verhandelde ter zitting volgt dat verweerster bij dit onderzoek de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten heeft toegepast. Verweerster heeft – via de casemanager – kennis genomen van de opvatting van de werkgever, hetgeen het college wil beschouwen als een vorm van wederhoor. De resultaten van het medische onderzoek zoals neergelegd in de medische kaart en het advies van 7 augustus 2012 acht het college niet onjuist. Verweerster mocht concluderen dat bij klager geen sprake was van beperkingen die resulteren in enige mate van arbeidsongeschiktheid. Klager kon een deskundigenoordeel aanvragen bij het UWV, als vermeld in de voetnoot onder het advies; hij heeft dit niet gedaan. Het college wijst er nog op dat niet is uitgesloten dat later in de tijd alsnog bij klager functionele beperkingen zijn opgetreden. Anders dan klager stelt behoefde verweerster in deze casus van een ziekmelding als direct gevolg van een arbeidsconflict geen toepassing te geven aan de richtlijn LESA.
5.6
Volgens de Werkwijzer Arbeidsconflicten is bij een ziekmelding als direct gevolg van een arbeidsconflict – zoals in dit geval – situatie C (versie 5, blz. 13 e.v.) van toepassing. Over situatie C is vermeld dat de Kenniskring (de samensteller van de Werkwijzer) ervoor pleit de werknemer aan te spreken op zijn/haar herstelgedrag en indien nodig de begeleiding en interventie met betrekking tot het arbeidsconflict zo snel mogelijk bij een niet-medische discipline onder te brengen. Verder stelt de Werkwijzer dat de bedrijfsarts in situatie C kan overwegen om werkgever en werknemer te adviseren een ‘interventieperiode’ in te lassen. Het voorstel daartoe hoeft niet noodzakelijk van de bedrijfsarts te komen; ook de werkgever kan dit voorstel doen.
Uit de feiten vermeld in rubriek 2 volgt dat verweerster overeenkomstig de Werkwijzer heeft geadviseerd tot werkhervatting en dat klager met werkgever tot een adequate oplossing moet komen. In de medische kaart is – onder het kopje `Beleid’ – uitgebreider verwoord wat verweerster heeft bedoeld: het conflict moet tussen klager en werkgever verder worden opgelost met – als toegelicht aan de casemanager – nog een gesprek of bemiddeling. Omdat de werkgever reeds een interventieperiode had ingelast, mocht verweerster ervan afzien om zo’n periode te adviseren. In die periode heeft ook nog een gesprek plaatsgevonden. Klager heeft advies van een advocaat kunnen inwinnen en een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gesloten. Al is dat niet het resultaat dat klager had gewenst, dan betekent dat nog niet dat verweerster niet volgens de Werkwijzer heeft geadviseerd. Zoals verweerster ter zitting heeft erkend, had zij haar advies van 7 augustus 2012 wel duidelijker mogen verwoorden wat betreft de diagnostiek en de aanpak van het arbeidsconflict. Tuchtrechtelijk verwijtbaar acht het college dat niet, immers uit de medische kaart blijkt van de juiste wijze van omgaan met de Werkwijzer.
5.7
Uit het voorgaande volgt dat verweerster heeft gehandeld overeenkomstig de in 5.2 geformuleerde norm. De klachten vermeld in rubriek 3 treffen dan ook geen doel.
4. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, prof. mr. J.C.J. Dute, lid-jurist, E.I. van Dijk, dr. A.N.H. Weel en E.H. The-van Leeuwen, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2016 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
Het tweede (!) arbeidsconflict – DEEL 1
Het tweede (!) arbeidsconflict – DEEL 2
Het tweede (!) arbeidsconflict – DEEL 3
Het tweede (!) arbeidsconflict – DEEL 4
Het tweede (!) arbeidsconflict – DEEL 5
Het tweede (!) arbeidsconflict – DEEL 6